Toverkarakters.
S B.
Noten:
[1] Pope 1688--1744.
[2] Kennis van de "Groote Wereld".
[3] Schuldbekenning--van Anne n.l.
[4] Spellen.
TWEE EN ZEVENTIGSTE BRIEF.--Sara verhaalt Anna van een bezoek van
Edeling, die in gesprek is geraakt met Corn. Hartog over: _De
Genoegzaamheid der Deugd_; de opinies loopen uiteen en Sara
critiseert; zij is 't eens met Edeling.
DRIE EN ZEVENTIGSTE BRIEF.--Sara verzoekt tante Hofland haar mee te
deelen, wanneer ze haar _klavier, guitaar_ en _muziek_ kan laten halen.
VIER EN ZEVENTIGSTE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN DEN HEER ABRAHAM BLANKAART.
_Ge-eerde Heer en Voogd!_
Al leefde ik honderd jaar, en al deed ik niets in al dien tyd, dan u
myne erkentenis te bewyzen; dan nog zou ik geen tyds genoeg hebben, om
u zo veel daar van te tonen, als myn hart en myn pligt van my vorderen.
Uw edelmoedig geschenk streelt my te meer, om dat my dit verzekert van
de vriendelyke goedkeuring myns gedrags. Ik hoop er zo een gebruik van
te maken, dat ik u ook daar van, zo wel als van de duizend guldens,
behoorlyk rekening zal kunnen doen.
Ik heb Tante een Briefje gezonden, waar van de Copy hier nevens gaat,
en zy heeft my laten zeggen: "dat zy order van u zelf moet hebben;
doch dat zy nog zo iets met u te verrekenen heeft." Ik had echter zo
heel graag myne Muziek, myn Clavier en Guitar.
En nu zal ik eens eene nieuwe pen snyden; ik heb er my reeds in myn
deshabillie toe gezet, om uwen dierbaren Brief ordentelyk te
beantwoorden. Kan ook een verstandig tederlievent Vader wel meer
belang nemen in zyn gehoorzaam Kind, dan gy, myn Heer, in my neemt!
maar geen Kind zal ook my in dankbaarheid en leerzaamheid, hoop ik,
overtreffen.
De Heer Edeling is een uitmuntent Jongman! Nooit verlaat hy ons, of wy
achten hem nog meer, dan de laatste keer dat wy hem zagen. De lieve
Vrouw spreekt van hem, zo als zy zelden spreekt. Maar, myn lieve Heer
Blankaart, zou zo een man, en die zo veel goederen bezit, immer aan my
denken! Neen, zo verwaant ben ik niet. Zo een man moet een Vrouw
hebben, die hem nader komt: nu, dat is zyn zaak. Ik heb geen den
minsten trek om van staat te veranderen. Ik heb nog nooit een man
gezien dan die ik, op zyn allermeest, alleen my ten vriend wenschte.
Wil ik u eens wat zeggen? Daar is de jonge Heer Willis; die heeft my
gezegt, dat hy my bemint. o 't Is zulk een braaf, eerlyk, bevallig
Jongman!
|