aartige vrouw maakte geene remarques.
Toen wy reeds yder in ons pavillioentje lagen, hadden Letje en ik het
nog zeer druk over het geen er gelezen was: ik zie duidelyk, dat Letje
verstand en smaak heeft; maar 't is een verwaarloost verstand, en een
nog ongeoeffende smaak: zo vergenoegt als Engelen sliepen wy in.
Morgen zal ik deezen vervolgen, zo er iets, my betreffende, voorvalt.
Gy weet, ik leg alles by elkander, tot dat ik mijne Vriendin Willis
vinde.
* * * * *
Dees dag is stil en eenzelvig voor uwe Pupil afgelopen; en ik ben maar
wat aan 't haspelen geweest, om dat Letje in 't naauw was. 't Geval is
zeer verre uitziende:--zy heeft, deezen middag, het Bierglas van
Juffrouw Hartog gebroken. Hare _veel Waereld_[2] bewaarde Letje niet
voor haar misnoegen; en, dat nog erger is! ons niet voor het aanhoren
eener (geloof ik althans,) geleerde Oratie over de fraaiheid en
byzonderheid van dit glas: "'t welk zy van Lord Muffle, toen die hier
in 't land was, gekregen had; 't was naar de regels der Geometrie
gemaakt, enz. enz., en zy hadt liever, dat Juffrouw Letje haar
grootsten Spiegel gebroken hadt, dan dat Glas." "En ik niet, zeide
Lotje, want dat beduidt een dooije." Dit deedt my lachen. Letje
verzogt excuus; Juffrouw Buigzaam gaf aan Frits last, om even zo een
Bierglas te kopen; en Juffrouw Hartog hieldt hare opgelapte
meerderheid.
* * * * *
Al Weer een dagje! wel Naatje, en nog al geen Brief van u. 't Zal by
my altemaal verwilderen, 't Hek is van den dam; de Schapen lopen in 't
koorn. Wat nieuws. De Heer R. heeft hier aan huis geweest, en bragt my
het Boek, waarvan ik u gemelt hebbe. Hy zat een uur by ons. Hy sprak
meest met de waarde Vrouw. Waarlyk, 't is een schoon welgemaakt man.
Ik geloof, dat hy veel geest heeft. Het gesprek ging over de _Algemene
Liefdadigheid_, by gelegenheid dat men eenen drenkeling voorby bragt,
die gelukkig geret was. Hy merkte aan: "dat, ofschoon onze deugd niets
kan verdienen, zy echter altoos iets voortreflyks blyft; en dat hy het
met de oude Romeinen hier in eens was: _het is veel schoner een Burger
te behouden, dan honderd Vyanden te doden_."
Juffrouw Buigzaam was wel voldaan over zyne redenen. Ik plaag Letje
gruwlyk met hem, want hy schynt voor haar zeer veel attentie te
hebben; schoon hy my zyne Bibliotheek heeft aangeboden, nevens eene
keurlyk geschreven Catalogus, om te zien, wat my zoude aanstaan. Nu,
dat vin
|