ij mee. Vaarwel!
DRIE EN VEERTIGSTE BRIEF.--Anna Willis stuurt goeie berichten en dank
voor Sara's zorgen. Willem zal een legaat krijgen van tante!--Zij is
op bezoek geweest bij tante's buuiman en dat beschrijft ze: alles is
daar oudhollandsch degelijk en gul. Ze heeft daar kennis gemaakt met
Wijsneus, een pedant, en er ontmoet proponent Smit, een vroegeren
kennis: die bevalt haar!
VIER EN VEERTIGSTE BRIEF.--Sara aan Anna: Wed. Spilgoed wordt beter.
Deze vertelt haar droevig leven--een roman op zichzelf. Sara is hoogst
ernstig gestemd en leert inzien, dat met liefde en huwelijk niet valt
te spotten!
VIJF EN VEERTIGSTE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN MEJUFFROUW ANNA WILLIS.
_Waarde Vriendin!_
Voor 't eerst ben ik na het toeval myner geeerde Juffrouw Buigzaam
uitgeweest: Niet op eene Klossen-party, niet met een Wysneus en een
aanstaanden Domine, maar met myn kostelyken Vriend, (zei Jan van Gyzen
tegen zyn Bok,) den Heer Jacob Brunier, verzelt van deszelfs Zuster
Aletta Brunier; en dat wel in de Fransche Comedie. Daar hebt gy immers
niets tegen? Ik kon u wel wys maken, dat ik er ging om myn Fransch te
onderhouen, doch dan jokte ik u wat voor. Neen, ik ging er met geen
ander oogmerk, dan om eens een Fransche Comedie te zien spelen. Wel
Naatje, ik raad u sterk aan om, voor gy van staat verandert, er ook
eens te gaan. En zo dit, gelyk myne Tante zegt, de Tente des Satans
is, dan moet ik u maar zeggen, dat hy als _un homme de Gout_, en
_comme il faut_ gelogeert is! Ik zag _les Femmes Scavantes_ spelen,
een stuk van den groten Moliere: myn genoegen was groot: alles dagt my
was natuur. Het karakter van Crisale smaakt my; maar dat _Excusez moi,
Monsieur, je n'entend pas du Grec_; hoe bekent ik daarmede ben, had al
het aantreklyke der nieuwigheid, toen het wierdt uitgesproken door
eene schone jonge Actrice, wier talenten men toejuichte. Ik was niet
weinig misnoegt over het gedrag van ettelyke Heren en Dames in drie of
vier Loges. Het spel zelf trok hun aandagt niet; dat is hunne zaak;
maar, andere fatsoenlyke Lieden te beletten om te voldoen aan het
oogmerk, waarom die naar zo eene plaats gaan, vind ik ten uitersten
onbeleeft. Zo ziet gy, kind, dat alles onvolmaakt is, of, zo als de
Heer Blankaart zegt: _alle regtertjes hebben er slinkertjes_. Zulke
onfatsoenlykheden, denk ik, kunnen niet belet worden. Wie doet den
Paus in den Ban? Cootje zegt my,--(ik noem myn auteur, om des te meer
klem aan zyne w
|