dat levensgevoel stelde hem in staat
om het Noorsch karakter uit zijn dofheid en verdooving te redden en te
bevrijden[17]. Wergeland opent de periode der "Noorschheid" voor het
Noorsche volk.
* * * * *
Een heelen afstand moet men doorloopen om van Oehlenschlaeger tot
Wergeland te komen. De een gebruikt zijn scheppende verbeelding om
verbeelding te scheppen: hij woont in een tooverland, zijn "Zoon der
Natuur" is een onbevangen dichter--de ander staat nabij de
werkelijkheid, zijn verbeelding wil een volk wekken en vormen: zijn
"Zoon der Natuur" is een boer.
* * * * *
Bjoernsterne Bjoernson, toen hij de inwijdingsrede uitsprak bij de
onthulling van Wergelands standbeeld op den nationalen feestdag van 17
Mei (1881), vertelde van den dichter hoe hij een tijd lang gewoon was
geweest om op wandeltochten zijn zakken vol te hebben met boomzaden; nu
en dan onder weg, deed hij een greep en strooide daarvan uit; bij zijn
vrienden drong hij er op aan hetzelfde te doen. "Want niemand kan weten,
wat daaruit groeien zal."
Het is de weg van een dichter door het leven, maar ook het leven van een
man, wiens handelen was poezie.
* * * * *
Niet dat Wergeland veel geluk heeft gevonden.
Hij heeft een bitter leven gehad; hij spaarde zich niet, hij gaf en
werkte, in volkomen zelfonbekommernis, als leider van het volk; tot
belooning heeft men hem niet gespaard. Ook de natuur spande mee tegen
den "zoon van de natuur", zij gunde Wergeland maar een korten
arbeidstijd. "Ik ben niets anders geweest dan een dichter," zeide hij op
zijn sterfbed; maar dat dichterschap, ik herhaal het, was op zijn beurt
niet anders geweest dan een idealiseering van het woord waarmee hij de
loopbaan van volksman intrad:
"Mijn doel is een nuttig Noorsch burger te wezen."[18]
* * * * *
Ik noem hier alleen Wergeland, omdat ik slechts de hoofdlijnen trek:
hij had zijn medearbeiders, dat spreekt van zelf, en hij volgde op
origineele manier de opkomende richting van de andere Scandinavische
landen,--van Denemarken vooral, dat den toon aangeeft in het
Noorden,--en van heel Europa[19].
De menschen werken niet, maar werken mee, zoo moet men zeggen. Er ligt
iets grooters om hen heen. Wanneer wij ons een voorstelling willen maken
van geestelijk bewegen in een bepaalden kring, dan zullen wij ons dien
kring denken omringd door al wijde
|