* * * *
Ibsens leven toont wel duidelijk de indeeling der drie perioden. De tijd
van 1864 tot 1871--de ondergang van het Scandinavisme, de vestiging van
de Pruisische macht, en de Commune-opstand te Parijs--heeft hem, na zijn
eerste half schoolse, half spontane ontwikkeling, tot die rijpheid van
bewustzijn gebracht, die hem als een modern Europeesch man het volledig
bezit gaf van zijn talent. In de 70er jaren viel dan het begin van zijn
werk als "staats- en samenlevingssatiricus", en Ibsen nam met zijn
bitter boos aanvallend werk zijn scherpe aandeel aan het gevoels- en het
gedachtenleven van zijn volk. Het scheen wel alsof hij 't er op had
aangelegd, het uit de engte van zijn dorpelijk en gemeentelijk leven te
prikkelen tot het innemen van een hooger standpunt in de Europeesche
maatschappij. Sinds 1884 en '85 eindelijk, toen in Noorwegen de
politieke strijd was uitgestreden, verruimde en verbreedde zich zijn
talent[38]. Wat zijn land noodig had,--zoo zag hij den toestand in,--dat
waren sociale en praktische hervormingen, niet langer politieke
theorieen, en Ibsen's dramatische kunst weerspiegelt--maar 't is een
vrije ontvouwing van zijn dichtergaaf--die onvervulde, dringende
behoefte aan een energieke beschaving.
Zoo wondervol loopen in het werk van den kunstenaar de draden samen die
de richting aangeven van het nationaal Noorsche en van het gezamelijk
Europeesche leven!
* * * * *
Ik moet thans dat werk nog overzien als een uiting van zijn
persoonlijkheid.
Wat men het eerst hoort van den dichter is een klacht. Het gedicht dat
als eersteling in zijn verzamelde werken is opgenomen heet "_Berusting_".
Het is alsof de twintigjarige zijn droomen van grootheid en geluk niet
meer voor zich heeft, maar ze achter zich heen in 't verleden ziet
verdwijnen. Hoe eng is de atmosfeer in zijn werk! Er ligt een beklemming
over.
De revolutie-storm van 1848 streek wel met een vlaag neer in het kleine
Noorsche stadje waar hij zijn gedrukte leven leidde, en de tocht van de
groote beweging wekte den armen apothekers-assistent wel uit zijn
dofheid, ontvlamde zijn geest; maar het bleef ten slotte bij hem een
kamp in het hart. Zoo ergens is hier, in Ibsen's dichtergeest, de
duisternis van den nacht.
Maar ook hoogheid van gedachten-verbeelding en voorstelling. Het bewijs
is _Catilina_[39], het stuk dat de reeks van zijn drama's opent (1850).
Men denkt misschien een schoolthema i
|