er _Krijgers op Helgeland_, zoo was het
eveneens thans na de stormachtige drama's der in vrijheid vereenzaamde
individualiteit. Waarlijk, het heeft er iets van alsof Ibsen het gevoel
had van iemand die lang op een hoogte heeft geleefd buiten het bereik
van het menschdom, en eensklaps krijgt hij het uitzicht op een ruime,
bevolkte vallei. Hij kwam van zijn bergtop af, de dichter, en hij begon
te spreken,--heel hoog en ironisch voorzeker,--maar toch ook met een
wonderbaar zachtmoedigen en schroomvallig teeren toon.
Zijn _Wilde Eend_[55] is het drama van de kleine burgerlieden (1884).
De last van het leven wordt in het verhaal gedragen door de illusie van
twee vrouwen; de eene vrouw is laag bij de grond, en het leven gaat over
haar heen zonder haar een andere impressie te geven dan dat zij moet
voortgaan te zorgen en te slaven voor haar gezin; de andere is het kind,
het jonge meisje, in den eersten bloei van fantasie en aandoenlijkheid;
en aan het leven dat haar verdrukt en vernietigt, geeft ze al bij de
eerste aanraking haar uiterste van opoffering en toewijding.
In de _Wilde Eend_ toont de dichter de samenleving in miniatuur met haar
goedheid en haar wreedheid, met haar zelfbedrog, haar lafheid, haar
onverschilligheid, maar ook met haar _poezie_,--een onnoodige poezie,
die in de ruimte verstuift en verklinkt. Het is een wereld, waarmee het
nog niet meenens is; zij denkt wel te bestaan, maar uit het niet bestaan
kan zij nog niet te voorschijn komen. Rechtaf herinnert het stuk aan het
eerste morgengrauwen,--half een illusie van teederheid, half een ijzige
adem van rauw nijpende nachtkou.
Krachtiger en grootscher gaat het dan in _Rosmersholm_[56] (1886), waar
de nieuwe beschaving met haar onstuimig bloed en haar gaven hartstocht
aandruischt tegen het verfijnde, zichzelf al vreemder en vreemder
wordende, leven der oudere beschaving.
En drama volgt op drama; de _Vrouw van de zee_ (1888) komt na
Rosmersholm, dat het hoogtepunt van Ibsen's dramatisch vermogen
voorstelt, en na de Vrouw van de Zee verschijnen _Hedda Gabler_ (1890),
_Bouwmeester Solness_ (1892), _Kleine Eyolf_ (1894)....
* * * * *
Zij weerspiegelen de ongelijkmatige bewegingen der samenleving in de
moderne maatschappij.
Is het wel een samenleving?
Zoo verschillend zijn haar elementen. Geen van die elementen wil zich
aan gestelde orde ondergeschikt houden, en aan elk ontbreekt iets; toch
verlangt ieder hunner voor zic
|