rkt zal worden als zij daarginder gewend zijn, en
dat....
KRAP. Nou ja, hoor ... met die praatjes kan ik me niet inlaten. Je weet
nu hoe mijnheer Bernick er over denkt, en dus basta! Ga nu alsjeblieft
naar de werf terug, ze kunnen je daar noodig hebben; ik kom zelf straks
ook. Excuseert dames! (_Hij groet en gaat door den tuin de straat op.
Aune gaat stil naar rechts. Roerlund, die gedurende dit op gedempten toon
gevoerde gesprek is blijven doorlezen, heeft even daarna het boek uit en
slaat het dicht_).
ROeRLUND. Ziezoo, lieve toehoorderessen, hiermee is het uit.
MEVR. RUMMEL. Och, wat een leerrijk verhaal!
MEVR. HOLT. En zoo stichtelijk!
MEVR. BERNICK. Zoo'n boek geeft waarlijk heel wat om over na te denken.
ROeRLUND. O ja; het is een weldadige tegenhanger van al de dingen, die
wij helaas, iederen dag zoowel in couranten als tijdschriften te lezen
krijgen. Die vergulde en geblankette buitenzijde die de groote
maatschappij ten toon stelt, wat verbergt die eigenlijk? Leegheid en
verrotting als ik het zoo zeggen mag. Daar is heelemaal geen moreele
vaste ondergrond onder de voeten. In een woord, het is een gepleisterd
graf, die groote hedendaagsche maatschappij.
MEVR. HOLT. Ja ... dat is maar al te waar.
MEVR. RUMMEL. Wij hoeven alleen maar te zien naar de Amerikaansche
zeelui, die tegenwoordig hier in de haven liggen.
ROeRLUND. Och, van zulk uitschot der menschheid wil ik niet eens spreken.
Maar zelfs in de hoogere kringen ... hoe is het daar gesteld? Twijfel
en gisting overal; onrust in de gemoederen en onvastheid in alle
verhoudingen. Wat is het familieleven niet ondermijnd daarginder. Wat
een dringen en drijven om zelfs de hoogste waarheden onderste boven te
halen.
DINA (_zonder op te zien_). Maar gebeuren daar ook niet wel groote
dingen?
ROeRLUND. Groote dingen...? Ik begrijp niet....
MEVR. HOLT (_verbaasd_). Maar lieve hemel, Dina...!
MEVR. RUMMEL (_tegelijkertijd_). Maar Dina, hoe verzin je 't...?
ROeRLUND. Ik zou het niet als een geluk beschouwen als zulk soort van
dingen hier ook gebeurden. Neen, dan mogen wij God nog wel danken dat
het hier is zooals het is. Wel groeit ook hier helaas veel onkruid onder
de tarwe, maar wij doen toch braaf ons best om dat zoo goed mogelijk uit
te roeien. Het komt er op aan, dames, al het onreine en verderfelijke
ver van ons te houden, dat een onrustige tijd ons wil opdringen.
MEVR. HOLT. En daarvan is hier ook al meer dan genoeg, helaas!
MEVR. RU
|