en. Midden onder zijn groote
werk[52] aan Brand, Peer Gynt en Julianus den Afvallige, had de dichter
een politieke comedie geschreven, het _Verbond der Jeugd_ (1869), en
reeds vroeger--wat kan men de _Comedie der Liefde_, als geheel genomen,
anders noemen dan een satire? Maar dit alles moet men toch alleen
aanzien voor een aanleiding en een inleiding[53]. De comedie van Ibsen
in zijn tweede groote periode is satire van een verschillend gehalte.
* * * * *
Ik heb ergens gelezen van een gesprek tusschen een Parijzenaar en een
bezoeker van Parijs uit een van de kleinere naties. Spoedig gaf de
Parijzenaar een woord ten beste over volken die geen geschiedenis
hebben.--"Maar wij hebben een geschiedenis, en wel een zeer
belangrijke...." viel hem de bezoeker in de rede.--"Ik heb er nooit
iets van gemerkt," zei de ander droogweg.
* * * * *
En dit is het eerste wat Ibsen's satire en comedie heeft vermocht:
voorheen kon men het bestaan van een samenleving in Noorwegen alleen
vermoeden; de dichter heeft haar tot een werkelijkheid gemaakt waarvan
men in Europa "merkte".
Hij heeft de burgermaatschappij van zijn vaderland getoetst aan het
grootere leven dat hij voor zichzelf had verworven, en hij haalde uit
die maatschappij de echte qualiteit van zielen-essentie welke zij in
zich borg. Daartoe sloeg hij lustig met zijn hamer, en hij perste en
kwelde zijn menschen tot dat ze waardig waren uit hun beklemming te
ontsnappen naar de ruimte, naar de vrijheid, naar het grooter leven.
Hoe heeft hij de arme Nora van het _Poppenhuis_--want ik spreek hier
niet van de _Steunpilaren der Maatschappij_ (1877), waar het echte leven
nog wat boven op ligt,--hoe heeft hij die arme Nora tot vertwijfeling
gebracht, door haar alle illusies over zichzelf en haar edelste daden en
haar hoogste liefdesverwachting te ontnemen en te ontscheuren! Hoe heeft
hij haar geprangd en benauwd met schuldgevoel en gewetensangst, om haar
dan uit te stooten in het donker van het leven!
En nog verpletterender, nog grievender, nog dieper tot in diepste
diepten van het moederhart komen de hamerslagen neer op de echtgenoote
en moeder die het middelpunt is van Ibsen's drama _Spoken_. Hier vallen
geen illusies te bestrijden, maar het zijn spoken die het vreedzame huis
der zorgzame, verstandig goede weduwvrouwe belegeren en insluiten. Zij
rijzen op al dreigender en dreigender tot het verschrikkingsmoment van
|