t voor onzin?
MEVR. BERNICK. He, Hilmar, zeg dat nu niet. Je hebt zeker dat boek niet
gelezen?
HILMAR. Neen, en ik ben ook heelemaal niet van plan het te doen.
MEVR. BERNICK. Je voelt je zeker niet erg lekker vandaag.
HILMAR. Neen, dat doe ik ook niet.
MEVR. BERNICK. Heb je misschien van nacht niet goed geslapen?
HILMAR. Neen, ik heb heel slecht geslapen. Ik wandelde nog een eindje om
gisteren avond, voor mijn zenuwen; liep toen nog even op in de societeit
en las daar een reisverhaal van de Noordpool. Dat is nog eens iets om
een mensch te stalen, als je ze zoo volgt in hun strijd met de elementen.
MEVR. RUMMEL. Maar dat schijnt u toch niet goed bekomen te zijn,
mijnheer Toennesen.
HILMAR. Neen, het is mij heel slecht bekomen. Ik heb mij den heelen
nacht om-en-om gerold tusschen waken en slapen en droomde dat ik
achterna gezeten werd door een afschuwelijken walrus.
OLAF. Is u nagezeten door een walrus, oom?
HILMAR. Dat heb ik gedroomd, jij domoor! Maar loop jij nou nog altijd te
spelen met dien mallen boog? Waarom zie je toch niet een behoorlijk
geweer te krijgen?
OLAF. Nou, ik zou wat graag willen, maar....
HILMAR. Want een geweer dat beteekent ten minste wat; daar is altijd
iets spannends in als je vuren gaat.
OLAF. En dan zou ik beren kunnen gaan schieten, he oom? Maar dat mag ik
toch niet van Papa.
MEVR. BERNICK. Je moet hem heusch niet zulke dingen in het hoofd praten,
Hilmar.
HILMAR. Hm ... een mooi geslacht dat ze opkweeken tegenwoordig! Maken ze
me daar een groote drukte over allerlei lichaamsoefeningen ... lieve god
ja!... en 't is niets dan een spelletje. Nooit een ernstig streven naar
dat echte stalende, dat er steekt in het manmoedig een gevaar te gemoet
gaan. Sta daar niet zoo met dien boog naar me te wijzen, jij lummel, die
kon wel eens losschieten.
OLAF. Neen oom, er is geen pijl op.
HILMAR. Dat kan je niet weten; er kan toch wel een pijl op zitten. Leg
ze weg, zeg ik.... Wat drommel, waarom ben jij niet meegevaren naar
Amerika met een van je vaders schepen? Daar kon je nog eens een
buffeljacht of een gevecht met Indianen bijwonen misschien.
MEVR. BERNICK. Och maar, Hilmar....
OLAF. Nou, dat zou ik wat graag willen, oom; en misschien zou ik dan ook
Johan en tante Lona ook wel ontmoeten.
HILMAR. Hm ... nonsens.
MEVR. BERNICK. Olaf, je kunt nu wel weer in den tuin gaan.
OLAF. He Ma, mag ik ook op straat gaan?
MEVR. BERNICK. Ja, maar niet te ver weg. (_Olaf
|