43>
Het kenmerkende van die tijd was de onmacht: je werd aan alle kanten ingesnoerd.
Iedereen was verplicht een persoonsbewijs (pb) bij zich te hebben. Het was op
een ingewikkelde manier samengesteld en dus uiterst moeilijk na te maken of te
vervalsen. En verder kwamen onderduikers in moeilijkheden, omdat ze hun distributie-
bescheiden niet meer op de gewone, "legale" manier op het distributiekantoor
konden krijgen. In deze uiterst moeilijke situatie kwam juist in die tijd
verandering: de "Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers" (afgekort: LO)
groeide voorjaar 1943 als een wonderboom.
Mijn broer en ik werden door een oom in Ede per telefoon uitgenodigd om bij hem
op een theevisite - zei hij - te komen. Die "visite" vond plaats op 26 mei 1943,
een dag nadat ik 23 jaar was geworden. Aanwezig was ds. F. Slomp, alias Frits de
Zwerver. Hij legde (aan een vijftiental aanwezigen, denk ik) de eerste beginselen
van de LO uit. Er dienden in iedere plaats mensen geholpen te worden om onder
te duiken wanneer de nood aan de man kwam, ,n er moesten mensen bewogen worden
om een onderduiker in huis te nemen. Vaak kon die onderduiker weer aan de slag
komen in zijn eigen beroep; jongemannen die melken konden waren zeer in trek.
De LO zorgde voor een uitwisseling van vraag en aanbod; daartoe was er allereerst
de "districts-beurs" - voor de regio. Raakte men daar de onderduikers niet kwijt
dat werd de aanvraag of het aanbod doorgesluisd naar de "provinciale beurs".
Daarboven stond, de landelijke beurs", ook wel "top" genoemd.
Aan het eind van de vergadering in Ede werden de taken verdeeld. Mijn broer Wim
en ik zouden beginnen in Renkum dat, samen met het naburige Heelsum, onder
Wageningen ging ressorteren. Maar Wim moest kort daarop zelf onderduiken: hij
was in 1922 geboren en werd dat jaar al spoedig opgeroepen voor uitzending naar
Duitsland. Hij werd plaatsvervangend districtsleider voor de LO van het district
Gorcum en omstreken. Daar werd hij najaar 1943 gegrepen tengevolge van verraad.
Het oprichten van een plaatselijke afdeling van de LO hield onder meer in dat
je een netwerk van medewerkers ging opzetten. Gezocht diende te worden naar
contact-personen bij de plaatselijke politie, op het gemeentehuis (persoons-
bewijzen!) en op het distributiebureau. Verder moesten er onderduikplaatsen
gezocht en gevonden worden; dat kon je niet alleen.
<144>
Bovendien was geld nodig. Na verloop van tijd werd er in de plaatselijke kerk
|