aartoe hun uniformen gegeven. Het plan werd verraden. De twee Duitsers
zijn onmiddellijk terechtgesteld.
<156>
foto 18 a + b ds B.J. Ader en zijn vrouw J.A. Ader-Appels
Ds. Ader werd op 23 juli 1944 gevangengenomen. Tijdens zijn gevangenschap schreef
hij enkele aangrijpende gedichten. [13.2] Op 20 november 1944 werd hij in de
bossen bij Veenendaal gefusilleerd.
b. Dobschiner
Mevrouw Ader toonde nergens de behoefte om aan anderen haar geloof op te dringen,
maar de verzetshouding en de daden van haar man en haar hebben ongetwijfeld grote
indruk gemaakt op hen die ze verborgen. Dat blijkt ook uit het boek van Johanna-
Ruth Dobschiner [13.3], die geruime tijd bij het echtpaar Ader ondergedoken is
geweest.
<157>
Zij wilde, strikt orthodox-joods opgevoed als ze was, de Joodse spijswetten zoveel
mogelijk blijven naleven en zag daarom af van het eten van vlees. Het feit dat ze
in een domineesgezin verbleef joeg haar angst aan: Ik had gehoord van nonnen, die
Joodse kinderen stalen om ze te redden uit de handen van de vijand. Dan werden zij
in de kloosters verborgen en later gedoopt. (...) Was mijn bezorgdheid ook maar
enigszins gegrond? Nog maar enkele ogenblikken geleden had ik Domie (Groningse
afkorting voor dominee; JMS) bewonderd om zijn zuiverheid, zijn eerlijkheid. Nee,
hij kon daar niet bij horen. Hij was geen non of priester. Hij was een gewoon mens,
nee, een buitengewoon mens. Ik zou hem vertrouwen, zelfs al was hij een dominee"(134).
Toen de overval dreigde en alle onderduikers naar een andere schuilplaats moesten
worden overgebracht, zat iedereen in spanning te wachten op het moment waarop er
iemand zou komen om hen af te halen. Mevrouw Ader ging aan de piano zitten; zij
speelde haar eigen kerkliederen. Haar twee neefs (ondergedoken studenten) zongen
mee. "Wij meisjes luisterden en een paar van ons volgden de woorden in het
gezangenboekje". De schrijfster vertelt dan hoe zij "Frans" (haar onderduik-naam),
wel zin had om mee te zingen, maar "Welk een vriend is onze Jezus", dat ging
natuurlijk niet; dus ze zong: "Welk een vriend is onze Mozes" (173).
Foto 19: Johanna Ruth Dobschiner als verpleegster op 17 jarige leeftijd
<158>
Tenslotte vond "Frans" een nieuwe schuilplaats in Limburg waar ze, najaar 1944,
door de Amerikanen bevrijd werd. "Toen ik bijna zes weken naar de dorpskerk was
geweest, vond ik, dat de tijd gekomen was lid te worden. Ik maakte een afspraak
met de predikant voor een gesprek." Eer
|