erdaad "een gevaarlijke illusie"?
In feite hielpen deze verklaringen niet, indien het ging om na 9 mei 1940
gedoopten of om hen die slechts kerkelijk onderricht volgden of kerkdiensten
bijwoonden. Iemand als dr. J.J.C. van Dijk wist al op 26 september 1942 (zie
zijn brief aan ds. Doornbos, hierboven in hfdst. 9) dat de Duitsers hun eigen
lijst hadden en dat die lijst voor hen besliste. En de namen van hen die behoorden
tot de zo juist genoemde categorieen stonden niet op deze lijst.
Daarentegen waren de verklaringen wel van enig nut voorzover het ging om Joden-
christenen, die al voor de Duitse bezetting lid van een kerk waren geworden.
Ook toen de Joden-christenen gedwongen werden naar Westerbork te gaan, bleven
de kerkelijke verklaringen van enige waarde. Philip Mechanicus getuigt daarvan
in zijn dagboek. [17.4]
<189>
Ofschoon (zie hierboven, hfdst. 9) tenslotte ook de Joden-christenen van Westerbork
naar Theresienstadt gedeporteerd werden, hebben ongeveer 400 hunner de sjoa
overleefd. Ds. Tabaksblatt haalde, in de discussie rondom de IKON-uitzending, hier
een uitspraak van de Joodse wijzen aan: "Wie een mensenleven redt, is alsof hij
een hele wereld gered heeft" (Misjnatractaat Sanhedrin IV, 14).
We menen, dat de samenstellers van de IKON-uitzending, vanuit hun - op zichzelf
begrijpelijke - bezwaar tegen bepaalde uitspraken van ds. Van Nes en ook vanuit
hun afwijzing van Joden-zending", onbillijk zijn geweest in hun kritiek op de
houding van de Gereformeerde Kerken in het algemeen tijdens de tweede wereldoorlog.
Ook A.A. Bekker velt een scherp oordeel over de Gereformeerde Kerken: "De kerken
accepteerden dat (nl. het niet-deporteren van de Joden-christenen) en waren vanaf
dat moment alleen nog maar gefixeerd op de positie van de christen-Joden ". [17.5]
Evenwel dient opgemerkt te worden dat (nog afgezien van de vraag of de uitdrukking
"accepteerden" terecht is) de kerken "vanaf dat moment" geprotesteerd hebben tegen
"het ten dode vervolgen van Joodse medeburgers" (februari, 1943) en tegen de
sterilisatie (mei, 1943). Bovendien kwamen de kerken nadrukkelijk op voor de
"gemengd-gehuwde" Joden.
De constatering van de Hervormde H.C. Touw (in het eerste gedeelte van de volgende
zin) is schrijnend, maar juist: "Terwijl er voor de andere Joden niets meer te doen
valt, moet er voortdurend gestreden worden voor de belangen van de Christen-Joden
en de z.g. gemengd-gehuwden". [17.6]
Daarmee willen we overigens uitdrukkelij
|