oor de Joden was een strijd van vallen en
opstaan, maar dat neemt niet weg, dat deze strijd ter wille van het Joodse volk
het meest bevlogen, meest dramatisch, meest hardnekkig gestreden gedeelte is
geweest uit de Nederlandse kerkstrijd." [18.8]
Nog een uitspraak van Touw: "Zoals er op de kansels te veel is gezwegen, is er in
de huizen ongetwijfeld te weinig geherbergd. Het werd door velen ook als een
gemis gevoeld, dat de Synode in dit opzicht geen leiding gaf, geen vermaning deed
horen, geen vormen vond om de gewetens te scherpen. Hier moet van een grote
gemeenschappelijke schuld gesproken worden. Er is geen enkele reden voor de
Christenheid zich hier te beroemen. Eerder alle reden zich te schamen." [18.9]
Wielek evenwel oordeelt positiever: In april 1942 werden er belangrijke verklaringen
die waardigheid en moed toonden, voorgelezen van de kansels van de kerken. De
activiteit van de kerk verslapte niet. De predikanten toonden persoonlijke moed;
ook zonder Synodale aansporing wisten ze, hoe te handelen. Hun preken schoten niet
te kort in helderheid, speciaal wat de vervolging der Joden en hun vervolgers betrof.
Vele predikanten moesten voor hun moedige houding betalen met een tijd in een
concentratiekamp." [18.10]
In hun algemeenheid achten we de tweede, derde en vierde zin van deze uitspraak
onjuist.
<196>
In een brief aan de Duitse Kerken, gedateerd 9 maart 1946, schreef de Nederlandse
Hervormde Kerk onder meer: "God heeft ons de kracht gegeven, de strijd tegen het
nationaal-socialisme te voeren. Wc bekennen openlijk voor God en de wereld, dat we
in deze strijd niet voldoende trouw, bereid tot offers en dapper geweest zijn."
[18.11]
Aan wat reeds door ons in hoofdstuk 10 (Een verbluffende conclusie) werd opgemerkt,
willen we hier nog het volgende toevoegen. Allereerst: het zal duidelijk zijn dat
we beweringen (vermeld in de inleiding), als zouden de kerken tijdens de vervolging
van de Joden gezwegen hebben, afwijzen. De kerken hebben wel degelijk gesproken,
en dat in uiterst moeilijke omstandigheden. Ze hebben geprotesteerd tegen wat de
Joden werd aangedaan en hun protest klonk niet alleen in de oren van de bezetter,
maar het werd ook herhaaldelijk voorgelezen tijdens de openbare godsdienst-
oefeningen. Dat gold voor andere landen, het gold bepaald ook voor Nederland.
We achten het dan ook te betreuren, dat soms de houding van de kerken lichtvaardig
be- en veroordeeld werd en wordt. Dat de kerken gesproken hebb
|