st. Joop Woortman was de verbindings-
schakel tussen de NV aan de ene kant, en de directrice van de creche, mevrouw
Pimentel, en de medewerker van de Joodse Raad Walter Susskind aan de andere kant.
Foto 17. Jaap Mush (1913-1944)
Wat het tweede probleem betreft: Jaap Musch (hij was chemisch analist)
solliciteerde bij de Staatsmijnen in Heerlen en werd daar aangenomen.
Dientengevolge zou hij zelf voorlopig niet behoeven onder te duiken om werken
in Duitsland te ontgaan: de mijnen waren "Kriegswichtig". Gerard en Dick voegden
zich bij hem; zij moesten wel onderduiken, maar konden dan ook voortaan al hun
tijd aan de NV wijden.
Jaap nam contact op met de plaatselijke Gereformeerde predikant, ds. G.J.
Pontier (1888), die zelf ondergedoken Joden in huis verborgen hield. Flim
vertelt: "Dominee Pontier maakte een lijst van gemeenteleden, die volgens hem
wel genegen waren een joods kind bij hen in huis te nemen. Gewapend met die
lijst en een introductiebrief van ds. Pontier gingen Dick en Gerard de boer op.
Aangekomen bij zo'n adres belden zij aan en spraken de woorden: 'Ik kom van ds.
Pontier."
Dat was toch een deuropener daar. Dat bracht je in de voorkamer. Eenmaal binnen
vertelden zij aan de mensen die daar woonden van hun ervaringen uit Amsterdam:
hoe zij zelf hadden gezien dat mensen uit hun huizen werden gesleept en als vee
werden weggevoerd. Dit was noodzakelijk, want veel mensen in Zuid-Limburg wisten
in het geheel niet, wat er gaande was in Amsterdam.
Vervolgens vroegen zij of de betrokken familie een joods kind onderdak wilde
verschaffen. Dit was wel gebonden aan de voorwaarde dat dat kind in zijn nieuwe
omgeving gewoon buiten kon spelen en gewoon naar school kon gaan. Tevens zou
een van de NV-medewerkers eens per maand langskomen om erop toe te zien dat dit
inderdaad gebeurde. [12.3]
De groep van medewerkers en medewerksters groeide. Vooral de laatsten waren
belangrijk voor het met zo weinig mogelijk risico overbrengen van de kinderen
uit Amsterdam naar Limburg: een jonge vrouw met een kind in de trein trekt minder
de aandacht dan idem een jongeman.
<152>
Vanaf zomer 1943 zorgde de LO (de hier eerder besproken Landelijke Organisatie")
voor de broodnodige bonkaarten. Het werk breidde zich uit: ds. H. Bouma (1887)
te Treebeek/Brunssum werd ingeschakeld; via hem kwam er een fors aantal beschikbare
adressen bij. Volgende medewerkers waren ds. H.R. de Jong (1911) te Venlo en de
Hervormde ds. C.R. de Jong (1911) t
|