unt zich echter voorstellen dat, wanneer het op de
beurs om 100 onderduikers ging, waarvan 4 Joden, de Joden nooit aan de beurt kwamen.
Het ging er op de beurs om snel zaken te doen en het was zeer moeilijk ze te
herbergen. Bijna niemand nam ze. Wij hebben dat zelf ook begrepen en wij hebben
toen zelf gestimuleerd het probleem van de Joden, die zoveel moeilijker op te
bergen waren en waarvoor men ook zoveel banger was, langs een apart kanaal te
behandelen of het over te dragen. Men moest voor dit vraagstuk iemand nemen,
die er zelf geheel voor zorgde, zodat het geval tot zijn recht kon komen.
Vraag: Het ging er dus eigenlijk om, dat men voor de Joden geselecteerde adressen
zocht?
ja, over het algemeen was de illegaliteit overladen met werk en m de LO ging
het om massawerk, met problemen die je overvielen en waarvan je niet wist, hoe
er uit te komen. Allerlei dingen, die men kon afschuiven, schoof men dan ook af.
Men kon vijf a zes adressen vinden, waar men onderduikers kon plaatsen, tegen
hoogstens een adres, waar men een jood kon plaatsen. Terwijl men zo ontzaglijk
veel adressen nodig had voor de onderduikers-niet-Joden, begon men daar maar aan.
Ten slotte meende men goed te doen, er naar te streven, het Jodenwerk in een apart
kanaal te leiden. [11.2]
Op die regel waren uitzonderingen. Mijn broer vertelde later dat Kees Chardon
uit Delft naar de provinciale beurs Zuid-Holland van de LO kwam en altijd Joden
probeerde onder te brengen; "hij ziet er absoluut niet joods uit", placht Kees
te zeggen. Dan schrok je wel even, als de betrokkene arriveerde; aldus mijn
broer. Kees Chardon heeft de oorlog niet overleefd. zijn zwager, Klaas van Houten,
bracht te Wageningen veel Joden onder. Hij heeft de LO eens voorgesteld, een
aparte afdeling op te richten die zich speciaal zou bezighouden met Jodenhulp.
Men heeft dat van de hand gewezen als "te gevaarlijk". [11.3]
Als ik de oorlogstijd kon overdoen, zou ik het helpen van Joden als mijn eerste
prioriteit stellen; we weten nu, hoezeer mijn dominee van toen gelijk had: hun
lot was onvergelijkelijk veel erger dan dat van niet-Joodse onderduikers.
De LO heeft aan individuele Joden, en ook aan andere organisaties die zich wel
speciaal op het helpen van Joden toelegden, belangrijke steun verleend in het
verschaffen van bonkaarten en persoonsbewijzen. Toch, zo denk ik, had het lot
der Joden deze organisatie meer ter harte moeten gaan.
<147>
De meeste (maar niet allen) van de ongeveer
|