FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182  
183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   >>   >|  
DSTUK. ILDERIMS GASTMAAL. Als de lezer zich den maaltijd van de drie wijzen in de woestijn nog herinnert, zal hij zich gemakkelijk de toebereidselen in Ilderims tent kunnen voorstellen. Het eenige verschil was: meer gerechten en betere bediening. Op het karpet voor den divan weren drie kleedjes gelegd en een gedekte tafel neergezet. Tegen een der zijwanden werd een draagbare oven geplaatst, onder toezicht van eene slavin, wier taak het was het gezelschap van heete koeken te voorzien. Intusschen was Balthasar naar den divan geleid, waar Ilderim en Ben-Hur hem staande opwachtten. Hij droeg een ruim zwart overkleed en was langzaam en statig in zijne bewegingen. --Vrede zij u, mijn vriend, zeide Ilderim, vrede en welkom. De Egyptenaar antwoordde: de zegen van God Almachtig, den eenigen waren God, zij met u en de uwen. Zijne manier van spreken maakte diepen indruk op Ben-Hur. --Deze jonkman, Balthasar, zeide de Sheik, zijn hand op Ben-Hurs arm leggend, zal hedenavond brood met ons breken. De Egyptenaar zag den jonkman onderzoekend aan, waarop de Sheik vervolgde: Ik heb hem beloofd, dat hij mijne paarden mag probeeren, en als het goed gaat zal hij er in den circus mee optreden. Balthasar staarde Ben-Hur zwijgend aan. --Hij kwam met goede aanbevelingen, ging Ilderim voort, die niets van dat zwijgen begreep. Overeenkomstig die aanbevelingen stel ik hem u voor als den zoon van Arrius, den edelen Romeinschen duumvir, hoewel hijzelf zich een Israeliet noemt uit den stam van Juda, en, bij mijn baard, ik geloof wat hij zegt. --Weet dan, edelmoedige Sheik, zeide Balthasar, dat mijn leven vandaag in gevaar geweest is en ik hier niet zitten zou, zoo niet een jonkman, het evenbeeld van dezen uwen gast, tusschenbeide getreden was en mij gered had, toen alle anderen vloden. Toen wendde hij zich tot Ben-Hur en vraagde: Waart gij dat niet? --Wat zal ik u zeggen, zeide Ben-Hur bescheiden. Ik ben degeen die de paarden van den onbescheiden Romein tot staan bracht, toen zij bij de bron Castalia op uw kameel instormden. Uwe dochter gaf mij dezen beker. Uit de plooien van zijn tunica bracht hij den beker te voorschijn en overhandigde hem aan Balthasar. Een glans van blijdschap kwam over het gelaat van de Egyptenaar. De Heer heeft u vandaag tot mij gezonden, eerst bij de bron en nu hier, zeide hij bewogen en reikte Ben-Hur de hand. Ik dank Hem, en dank gij Hem ook, want door zijne genade kan ik u naar verdiens
PREV.   NEXT  
|<   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182  
183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   >>   >|  



Top keywords:

Balthasar

 

jonkman

 

Egyptenaar

 

Ilderim

 
aanbevelingen
 

vandaag

 

paarden

 
bracht
 

geweest

 
Israeliet

gevaar

 
Arrius
 

duumvir

 

edelen

 
hoewel
 

hijzelf

 

zwijgen

 

zitten

 

geloof

 

Romeinschen


begreep

 

edelmoedige

 

Overeenkomstig

 
plooien
 

tunica

 

voorschijn

 
instormden
 

kameel

 

genade

 

dochter


overhandigde

 

gezonden

 

bewogen

 

reikte

 
blijdschap
 

gelaat

 
Castalia
 

anderen

 

getreden

 
tusschenbeide

verdiens

 

evenbeeld

 
vloden
 

degeen

 
onbescheiden
 

Romein

 
bescheiden
 
zeggen
 

wendde

 
vraagde