FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37  
38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   >>   >|  
d zal hij lachen in stee van weenen: hij zal het zinnebeeld van de goede Vlaamsche werkers zijn. Uilenspiegel, immer jong en onsterfelijk, gaat de wereld door, maar nergens zal hij een vaste woonplaats hebben. En hij zal boer, edelman, schilder, beeldhouwer worden, alles zal hij te gelijk zijn. Zoo zal hij dolen langs velden en wegen, het goede en het schoone prijzen en lachen en spotten met alles wat dwaas en verkeerd is. Klaas is uw moed, edel volk van Vlaanderen, en Soetkin uwe dappere moeder; Uilenspiegel is uw geest; een lief en bevallig meisje, Uilenspiegel's gezellin en onsterfelijk als hij, zal uw hert zijn, en Lamme Ooedzak, een dikke pens, uwe maag. En omhoog zullen de opeters van 't volk gaan, en omlaag hunne slachtoffers; omhoog de roovende wespen, omlaag de noeste bijen, en in den hemel zullen de wonden van Christus bloeden. Toen Katelijne, de goede tooveres, dit gezegd had, viel zij in slaap. VI. Uilenspiegel werd ten doop gebracht, toen plotseling een hevige regenbui viel, die hem gansch nat maakte. Zoo werd hij voor de eerste maal gedoopt. Als hij nu de kerk binnengebracht werd, kwam de kosterschoolmeester aan peter en meter, vader en moeder zeggen, dat zij zich rond de doopvont moesten scharen, hetgeen zij deden. Maar boven de vont, was er in 't gewelf een gat, dat een metser gekapt had om er eene lamp aan een vergulde sterre te hangen. De metser, die, van boven, peter en meter stokstijf rond de toegedekte vont zag staan, goot verraderlijk door het gat een emmer water, dat, tusschen hen, met groot geplas op het deksel van de vont kletste. Doch Uilenspiegel kreeg er het grootste deel van. En zoo werd hij voor de tweede maal gedoopt. De deken kwam; zij deden hem hun beklag, maar hij zei hun van zich te haasten, dat het een ongeluk was. Uilenspiegel ging te werk als een bezetene, om den wille van het water, dat op hem gespat was. De deken gaf hem het zout en het water en heette hem Thijlbert, wat zeggen wil: "altijd ongedurig". En zoo werd hij voor de derde maal gedoopt. Uit Onze Lieve Vrouwekerk ging men daar rechtover, in de Langestraat, eene taveerne binnen, die voor uithangbord een rozenkrans had, met eene pint in het midden. Zij dronken er zeventien pinten dobbele kuite en nog meer. Want in Vlaanderen, als men nat is, droogt men zich met een vuur van bier in den buik. Zoo werd Uilenspiegel voor de vierde maal gedoopt. Met het hoofd zwaarder dan 't lichaam, strompelden ze huiswaa
PREV.   NEXT  
|<   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37  
38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   >>   >|  



Top keywords:
Uilenspiegel
 

gedoopt

 
onsterfelijk
 

lachen

 
omlaag
 
zullen
 
moeder
 

Vlaanderen

 

omhoog

 

zeggen


metser

 

grootste

 

kletste

 

deksel

 

hangen

 

stokstijf

 

sterre

 

vergulde

 

gekapt

 

toegedekte


tusschen

 

verraderlijk

 

geplas

 

heette

 
dobbele
 
pinten
 

zeventien

 

rozenkrans

 

midden

 

dronken


droogt

 
lichaam
 
strompelden
 

huiswaa

 

zwaarder

 

vierde

 

uithangbord

 

binnen

 

gespat

 
gewelf

bezetene
 
beklag
 

haasten

 

ongeluk

 
Thijlbert
 

Vrouwekerk

 

rechtover

 

Langestraat

 

taveerne

 
altijd