. Jaag dan de visch langs hier!
Op die woorden ging het knaapje, een kleine dikzak, het water in;
het trok er eenige lischbladeren, vatte ze tot een bundel samen en
joeg er mee de visch naar Klaas.
Toen de vangst gedaan was, trok Klaas net en lijn uit het water en
ging hij de sluis over naar het knaapje.
--Gij zijt het, zegde hij, die Lamme heet van uw doopnaam, en
Goedzak om den wille van uw zachtaardig karakter, en achter Onze
Lieve Vrouwekerk in de Reigerstraat woont? Hoe komt het dat gij,
zoo jong en zoo netgekleed, onder den blooten hemel slaapt?
--Laas! baas kooldrager, antwoordde het jongetje, ik heb thuis eene
zuster, die een jaar jonger is dan ik en mij troef geeft bij den
minsten twist. Maar op haren rug durf ik mijne weerwraak niet nemen,
want ik zou haar zeer doen, baas. Gisterenavond, onder het eten,
wischte ik met mijne vingers een teil uit, waarin ossenvleesch met
boonen geweest was, en zij wou er heur deel van hebben. Daar was niet
eens genoeg voor mij, baas. Als ze mij zag likkebaarden om den goeden
smaak der saus, werd ze razend en sloeg ze met de volle hand mij zoo in
't gezicht, dat ik heel bebloed het huis uitgeloopen ben.
Klaas vroeg hem wat zijn vader en zijne moeder zeiden, terwijl hij
zoo geslagen werd.
Lamme Goedzak antwoordde:
--Vader stompte mij op den eenen schouder en moeder klopte mij op den
anderen, roepende: "Verweer u, laffe Lamme". Maar ik wil geen meisje
slaan en daarom ben ik weggeloopen.
Eensklaps verbleekte Lamme en beefde hij als een riet.
En Klaas zag een lange vrouw afkomen, met een mager meisje naast zich,
dat er barsch uitzag.
--Ah! zuchtte Lamme, terwijl hij Klaas bij zijne hooze vastgreep, daar
komen moeder en zuster mij halen. Bescherm mij toch, baas kooldrager!
--Daar, sprak Klaas, neem eerst die zes duiten voor uwe moeite en
heb geen vrees.
Toen de twee vrouwen Lamme zagen, liepen zij naar hem toe, en beiden
wilden hem slaan, de moeder omdat hij haar onrust aangedaan had en
de zuster uit gewoonte.
Lamme verschool zich achter Klaas en riep:
--Ik heb zes duiten verdiend, ik heb zes duiten verdiend, slaat
me niet!
Doch de moeder kuste haren jongen reeds, terwijl het meisje Lamme's
handen wilde openwringen, om hem zijn geld af te nemen. Maar Lamme
schreeuwde:
--'t Is 't mijne, ge zult het niet hebben.... 't Is 't mijne!
En hij balde de vuisten.
Toen trok Klaas de kleine meid geducht bij de ooren en sprak:
--Als het u nog voorvalt l
|