and met hetgeen ik
zeide, kwam mij zoo zot voor, dat ik niet kon nalaten er om te lachen...
UEd. is er toch niet boos over?"
"Niet in het minste! Het spijt mij maar om uwentwil, zoo UEd. aan
voorteekenen hecht; want nu ligt het gansche gebouw uwer hoop in
duigen."
"Nog niet! Op mijn eerste ontmoeting is een geweldige regenbui gevolgd,
en dus heb ik het leed, dat zij mij aanbrengen moest, al beet, maar deze
tweede kan mij niets dan goeds voorspellen."
"Zij voorspelt u een duchtige verkoudheid," zeide het schalksche meisje:
"of kunt gij nogal tegen een nat pak?"
"O ho!" zeide ik: "daar vrees niet ik voor: straks loop ik mij weer
warm?"
"Wel mogelijk!" zeide zij, met een goedaardigen blik: "maar het ware
toch niet kwaad, zoo gij iets naamt om u wat te verwarmen. Het zou mij
voor de eer van mijn oom spijten, indien gij op Guldenhof geweest waart
en niets gebruikt hadt om u te verkwikken. Ik zal zien wat de kast
bevat."
Met deze woorden sprong zij op, nam een bos sleutels, die aan de
boekenkast hing, er af en opende, niettegenstaande mijn betuiging, dat
ik niets behoefde, eene der andere kasten, welke, gelijk ik al vermoed
had, tot buffet diende en waar, behalve eenig Japansch en Chineesch
porselein, een zilveren tabakskomfoor, een kistje en verder toebehooren,
zich ook een likeurkeldertje bevond, hetwelk ik er uitnam en op de tafel
zette.
"Ziehier!" zeide zij: "wat zult gij; nemen? cognac, rum, rosolis,
ratafia! wat gij begeert."
Ik nam een glas cognac aan en voelde inderdaad dat het mij goeddeed.
Intusschen had ik, terwijl mijn schoone gastvrouw in de kast schommelde,
het opschrift gelezen, hetwelk daarboven prijkte en luidde als volgt:
"Gij, die in dit verblijf wilt toeven met gemak,
Gij vindt in deze kast pijp, vuurtest en tabak:
Ook keurig porselein van China's verre kust
En goeden morgendrank, zoo u geen koffie lust."
"Een zeer goede terechtwijzing voor de dieven, die altemet hierbinnen
mochten dringen," zeide ik, "om niet verlegen te zijn, waar zij iets
naar hun gading kunnen vinden."
"O!" zeide Mejuffrouw Blaek: "de koepel wordt goed gesloten: en het
weinige, dat zich hier bevindt, is de moeite van 't inbreken niet
waardig."
"Het schijnt hier vol rijmpjes te zijn," zeide ik, mij omdraaiende, en
het opschrift der boekenkast lezende, 't welk van dezen inhoud was:
"Men streele en voede 't lijf; maar beter nog den geest,
Is voor eene eeuw de les van Vader Cats
|