et een kruik bier, en een bord, waarop zich een
bierglas, een wijnkelkje, een kommetje, een papiertje met zout, een
peperbos, twee stalen vorken, een tinnen lepel en drie messen van
verschillend fatsoen bevonden.
"'t 'Zelschap zal zich motten behelpen," zeide laatstgenoemde, terwijl
zij Mejuffrouw Bos hielp aan het dekken der tafel en het uitpakken van
de trommel. "We kunnen het zoo op zijn elfendertigste niet bezorgen:
niet, of er bennen hier wel wat fijne glazen en borden ook, dat beloof
ik; maar die heit Mevrouw achter 't slot."
"Aha!" dacht ik bij mijzelven: "'t is dus een Mevrouw, aan wie deze
woning behoort. 't Is nu de vraag, of zij weet, aan welke gasten in dit
oogenblik op haar erf huisvesting verleend wordt."
Onder dit alles nam ik de oude vrouw eenigszins nauwkeuriger in
oogenschouw: ik meende mij te herinneren, haar nogmaals gezien te
hebben, ofschoon waarschijnlijk jaren geleden: daar echter die grauwe
oogen met roode randen voorzien, die puntige neus, dat gelaat, waarop de
sporen des ouderdoms die der kinderziekte begonnen te vervangen, die
ingevallen, tandelooze mond en scherpe kin, die gebogen gang en bevende
stem, onder de kenmerken behoorden, welke aan meer dan eene bedaagde
boerin passende zijn, ontgaf ik mij dit. Een vrij eenvoudig toeval wekte
echter nieuwe vermoedens bij mij op. Martha liet namelijk, onder het in
orde brengen van den disch, een mes van de tafel vallen. Ik was er
spoediger bij dan zij, om het op te rapen, en overhandigde het haar.
Toen zij het van mij aannam, zag zij mij in 't gezicht en opeens begon
zij over al haar leden te beven.
"Heilige Maagd!" zeide zij: "is het mogelijk!..."
"Wat is mogelijk?" vroeg de Heer Bos: "kent gij dien Heer?"
"Waarlijk!" antwoordde zij: "ik weet niet ... maar die Heer lijktent zoo
sprekend op een neefje van Mevrouw, die wel eensjes bij ons kwam, jaren
geleden.... Maar het kan toch niet wezen. Immers...."
"Kom, oudje!" viel de Heer Bos in, wien kennelijk de wending van het
gesprek niet beviel: "gij kunt Mijnheer niet kennen, die hier vandaag
voor 't eerst in 't land komt. Ga maar naar de keuken en stel die dwaze
denkbeelden uit uw gedachten."
"Nou!" zeide Martha, terwijl zij zich met Amelia weder naar beneden
begaf: "er is meer gelijk als eigen; maar toch indien het niet sprekend
de jonge Heer...."
Mijn gastheer, de deur weder sluitende, belette mij de juistheid der
gissing van de oude vrouw te beoordeelen, ofschoon ik er wel wat ond
|