genoeg vertrouwen te stellen in uwe braafheid, om
zijn eenigen schat op aarde, zijn brave, engelreine dochter onder uw
bescherming te stellen, en gij acht, dat zulk een bescherming uw goeden
naam in gevaar zoude brengen? of denkt gij misschien, omdat ik mij niet
in 't openbaar vertoonen mag, het recht te hebben, van mijn dochter als
een gelukzoekster te beschouwen, als een verworpene, een melaatsche,
wier gezelschap besmetting aanbrengt? Mijnheer! gij doet mij op een
wreede, op een bittere wijze het rampzalige van mijn toestand en van
dien mijner onschuldige, mijner dierbare Amelia gevoelen. Het is
mogelijk, dat uw stijve Amsterdamsche kooplieden, uw afgepaste
Patriciers, een handelwijze als de uwe zouden toejuichen ... wat mij
betreft, wanneer mij iemand een dienst vraagt, zeg ik ja of neen; maar
kom niet met gezochte voorwendsels voor den dag."
"Mijnheer!" zeide ik, toen die vloed van woorden voorbij was, dien het
onmogelijk zonde geweest zijn te stuiten: "ik herhaal u, dat ik bereid
ben u den gevraagden dienst te bewijzen, en tevens de beschuldiging
verre van mij verwijder, als had ik u door eenig gezegde of gedachte
willen beleedigen. Omtrent het in de waagschaal stellen van mijn tot
heden onbevlekten naam, zal ik niet met u twisten; ofschoon UEd. mij
vergunnen zult, daaromtrent mijn eigene meening te bewaren:--en, vergun
mij dit er bij te voegen, het kan niet anders dan u gerustheid
inboezemen, wanneer gij bespeurt, dat gij uw dochter toevertrouwt aan
iemand, die zelf meer nauwgezet omtrent dat punt denkt dan gij. Indien
ik dus zwarigheden gemaakt heb, deze golden niet mij, maar uw eigene
veiligheid en de reputatie van Mejuffrouw Bos."
"Geef mij de hand!" zeide hij, naar mij toekomende: "gij zijt een braaf
jongeling, en hebt volkomen gelijk. Ik heb verkeerd gedaan, mij driftig
tegen u te maken; want uw bezwaren doen u eer aan. Ik hoop, dat deze
rondborstige bekentenis u vergenoegen zal;--ik ben nooit gewoon geweest,
verschooning te vragen: en het zou mij spijten, u op een andere wijze
voldoening te moeten geven."
Ik verzekerde hem, dat ik volkomen tevreden was over zijn gulle
bekentenis, en kon niet nalaten, onderwijl in mijzelven te lachen over
de zotte veronderstelling, dat ik, om al de avonturen van den dag, die
bijna met een messengevecht begonnen waren, waardiglijk te bekronen, die
zoude sluiten met een geregeld _duel_ tegen mijn bevrijder.
"Om verder op uw bedenkingen nog eens terug te komen," zeide hi
|