gastheer na eenige
oogenblikken stilte, "dat gij u al vreemde gedachten van mij gevormd
hebt, en uw geest gedurende de laatste twee uren vruchteloos op de
pijnbank hebt gezet om uit te vorschen, wie ik toch eigenlijk ben en wat
ik met u voorheb."
"Indien dit al zoo ware," zeide ik, "geloof ik van mijn kant te mogen
zeggen, dat al wat ik in die twee uren gezien en gehoord heb, niet
weinig gestrekt heeft om de denkbeelden en pogingen, die UEd. mij
toeschrijft, te rechtvaardigen."
"Dat stem ik u toe. Zelfs de zoodanigen, die zich het minst aan de
handelingen hunner medemenschen gelegen laten liggen, zouden, in een
geval als het uwe, hunne nieuwsgierigheid geprikkeld gevoelen. Het spijt
mij slechts, dat mijn eigene veiligheid mij verbiedt, aan uw weetlust
naar vereischten te voldoen."
Ik keek niet weinig op mijn neus; want nu bleef ik even ver als te
voren: "wat drommel kan de vent van mij willen?" dacht ik bij mijzelven;
"zoo hij mij anders niets te zeggen heeft, waartoe dan die plechtstatige
voorbereiding en die inleiding, die meer dan een foppage is?"
"Mijnheer!" zeide ik: "ik eerbiedig uw geheim en begeer niets daarvan te
weten, zoodra UEd. begrijpt het te moeten voor u houden. Indien het
echter de vrees is voor mijn onbescheidenheid, welke u zou weerhouden,
mij uw vertrouwen te schenken, zoo moet ik u mijn leedwezen betuigen,
dat gij geen betere gedachten omtrent mij koestert."
"Nu spreekt gij als alle jonge lieden, die het in hun verheven waan
hoogst kwalijk nemen, wanneer men hen niet beschouwt als van een andere
klei gevormd dan de overige kinderen van Eva. Neen, Mijnheer Huyck! ik
geloof en vertrouw, dat gij een braaf, rechtschapen jongeling zijt, die
mij de volstrektste geheimhouding zoudt beloven, en dat wel ter goeder
trouw.--Het zou slechts te bezien staan, of gij u altijd in de
mogelijkheid zoudt bevinden, dia te bewaren."
"Ik begrijp niet," zeide ik, "wat mij zou kunnen verhinderen, mijn woord
gestand te doen."
"O! Ik begrijp dit des te beter!" hernam hij: "en het zal u straks
wellicht mede duidelijk worden;--doch ter zake:--want het is niet om u
bloot te vertellen dat ik u niets zeggen wil, dat ik dit onderhoud
begonnen ben. Ik heb van u twee diensten te vragen: en de betuigingen
van erkentenis, die u straks ontvallen zijn, geven mij den moed,
daarmede onbeschroomd voor den dag te komen."
"Ik zal de vrijheid nemen," zeide ik, "UEd. te doen opmerken, dat die
betuigingen mij niet ontvallen zi
|