en 't is weenen, en 't is klagen
dat ze bin' de wijte doen!
Stap voor stap, zoo gaan de peerden,
traagzaam, treurig, stille en stom,
en zij kijken, of 't hun deerde,
dikwijls naar hun' Meester om;
naar hun' Meester, die te morgen
zijn beminde peerdenpaar,
onder 't kammen en 't bezorgen,
zei de droeve nieuwemaar.
"Baai," zoo sprak hij, "Baai en Blesse,
heden moeten... stille! fraai!
moeten wij naar de uitvaartmesse,
met den wagen, Blesse en Baai!"
En toen, na zijn hand te doppen
in 't gewijde water klaar,
zegent hij de hooge koppen
van 't onachtzaam peerdenpaar.
En hij kust en kruist ze beiden,
en "gij," zegt hij, "Blesse en Baai,
moet een lijk naar 't kerkhof leiden,
Baai en Blesse, stille! fraai!
Schuimen zoudt ge en lastig zweeten,
zoo 'k u zonder wete liet
van de mare, en zoudt verheeten,
gave ik u den zegen niet!"
En hij zelve kruist en wijdt hem,
eer hij ze in den breidel vangt,
met het water, dat bezijd hem
aan de ruwe bedspond hangt.
Want hij slaapt bij zijne beminde
peerden en bezorgt ze trouw,
trouwer als voor eigen kinde
eigen Moeder zorgen zou.
Hij besproeit, en met gewijden
pallem speerst hij peerd en stal,
om de lijkvaart te bevrijden
van gevaar en ongeval.
Ha! wie weet hoe veel gevaren
die niet hebben uit te staan,
die met peerden, -- God bewaar' hen! --
die met hunne meesters gaan?
Traagzaam rijdt en rolt de wagen,
treurig door de strate voort,
en 't is krijschen en 't is klagen,
dat men onder 't dekzeil hoort.
Stap voor stap zoo gaan de peerden,
ziende naar hun' meester om;
stap voor stap, als of 't hun deerde,
traagzaam, treurig, stille... en stom!
't Was met eenigen tegenzin dat de goede landslieden hun oud gebruik
voor dezen keer wilden afstaan, om ons de eere en den troost te laten
van onzen vriend, hand en hand, om zoo te zeggen, naar 't kerkhof
uitgeleed te doen en zelve te dragen.
Toen wij dan, na weinige stonden reizens, op de hofstee kwamen, wierden,
al met een keer, de hoofden van de eerste aankomers ontdekt, dan de
volgende, tot dat wij, buiten ons verwachten, al te maal sprakeloos en
stille stonden voor de balie, over de wijd uitstrekkende armen van een
overgroot neerliggend kruis.
O dierbaar Geloove van Vlanderen, kostelijke perel van het Vaderland!
Gij alleen hebt die werkzuchtige landslieden kunnen ingeven daar een
|