en besten gaf, wilde Hij
het uwe daarom sparen; spreekt en zegt dat gij welhaast misschien, als
Engel des Heeren, bij zijn bedde zult staan, hem in zijnen doodstrijd
hulpe bien en zijne ziele ten Hemel voeren. Spreekt en troost de
vrouwe die u gewonnen, geboren, gezogen en gekweekt heeft voor den
Heere; troost uwe Moeder, die er bij dage altijd zoo blij uitzag, uit
vreeze van u te bedroeven; die, vlijtig, met een hand de drinkschale
ontving van haar lijdende Kind en met de andere eenen stoel bijschoof
voor den bezoekenden Priester, maar die bij nachte, alleene en
verborgen, voor haar Kruisbeeld, daar den lang weerhouden stroom van
tranen liet gaan, en heur gebroken herte ontlastte. "Moeder," zoo zegt
haar, "gij vroegt aan God eenen Priester, de Heere heeft u verhoord,
Hij heeft u geenen Priester gegeven, maar eenen heilige, eenen Engel
in den Hemel, die, zonder den last des Priesterdoms te moeten dragen,
al de genuchten daarvan geniet, en daar, in die oneindige Kerke des
Alderhoogsten, aan den autaar van het Lam zelve, voor u staat te
bidden.
Spreekt gij nu ook, mijn brekend herte, als 't is dat gij nog spreken
kunt...
Maar neen, 't wordt tijd dat wij scheiden.
Afscheid nemen wij dan van u, onzen lieven broeder, met de laatste
trane der vriendschap, met de laatste bede des Christenen, met den
laatsten zegen des Priesters...
En gij, dierbare grond van Vlanderen, ons eigen Vaderland, gewijde
aarde van het kerkhof des Heeren, aarde waarin de muren staan van
Gods tempel en de voet van zijn Kruis, aarde waar het gebeente in rust
van zoo vele onzer Voorvaderen, wier heilig stof misschien in deze
handsvolle begrepen is, aarde die 'k omhelze als den grond waaruit ik
gesproten ben en waarin ik zal terug keeren, gewijde aarde, valt,
duizendmaal gezegend en besproeid met onze tranen, op dat heilig lijk,
dat wij u toevertrouwen! Bewaart die reliquie, bewaart ze tot op den
dag dat de Engel der verrijzenis hier zal komen kloppen, roepende:
"Staat op gij allen die gestorven zijt!"
Weer op zult gij dan staan, Eduard, onze vriend, in de glorierijke
verrijzenis, met die strale in uwe ooge, die blonk vol simpele
eenvoudigheid, met dien eigensten lach, spelende om uwen mond, die
altijd loech van zielsgenoegen, loech van onnoozelheid,
loech van liefde, loech van vreugde,
loech van louter zuiverheid,
loech in 't leven, loech in 't sterven,
|