ooit mee- of tegenstak.
Hij diende. Diende God in al die hem geboden,
maar anders geen van al de valsche wereldgoden
en was hij slavelijk verbonden. Vrouwe en Kind,
zijn Meester en zijn Werk, naast God van hem bemind,
getuigen 't openbaar, beschamend onze tijden.
Die een uit honderd was, hij komt dan te overlijden!
God ruste zijne ziel! En, als voor hem en al
die leefden de ure slaat dat elk herleven zal,
dat zijne vrienden toen, hem kennend, zeggen mogen:
Gods woord is waar, hij sprak, nu zien wij 't, onbedrogen,
dat wel doen op der aard wel hebben doet nadien,
en 't eeuwig Licht, voor loon, en 't eeuwig leven zien.
LXXVIII
J.F.R.
1883
't Zij kort of lang, waarom is 't dat wij leven,
't en zij om God, met winste weer te geven
hetgeen Hij ons verleende, en onzen keer
van sterven af te wachten van den Heer?
Ik was bereid om, op het eerste manen,
met licht in d'hand, kloekmoedig mee te gaan, en,
zoo Jesus deed, na lijden fel en groot,
de hemelvaart te winnen, door de Dood.
Ik was bereid; ik stierf, en, van die stonden,
hebbe ik het licht des levens weergevonden;
en, nu dat ik gestorven ben, o Heer,
en U aanschouwe, en sterve ik nimmermeer!
LXXIX
HENDRIK CONSCIENCE
3 Dec. 1812 * 10 Sept. 1883.
Hij was begaafd van God, den Gever en den Nemer;
God gaf, God nam hem ons; maar, wijl hij onzer was,
omstraalde Vlanderland -- hoe prachtig! -- het geschemer
van eenen Geest, die, als een helder spiegelglas,
het schoone, en 't reine, in hoog- en wijder wereld woonend,
ons ongeduisterd en verrukkend wedergaf!
Men zegt: "Hij is niet meer," en, zijne werken kroonend,
aanschouwt men hopeloos des werkmans duister graf.
Neen, hier en is hij niet; neen, weg is hij, gerezen
weer in 't geboorteland zijns zelfs; nu vrij en vrank,
zoo hopen wij, van al dat ooit in hem mocht wezen,
van aardsche krankheid of geleden menschendwang!
Conscience ontvong van God, Conscienc' heeft weergegeven,
aan God en aan zijn Volk, tot op den laatsten dag;
en, is hij andren dood, ons zal hij eeuwig leven,
die bidden, zoo als Hij met ons te bidden plag!
LXXX
C.D.S.
1883
De mensch en weet vandage niet
wat morgen hem kan bringen,
noch hoe, noch waar de felle dood
hem in den weg zal springen.
Gevreesde dood, hoe onbereid
moet gij er velen treffen,
di
|