FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49  
50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   >>   >|  
rijzig, een reilde kindeke was 't, en derelijk als een riet. En de andere blommekes, blank en blij ze loegen altemaal; en, over van vreugde, zoo loegen zij met zijnen bedrukten staal. Het loeg... en het hief in het blauwe meer des hemels zijne oogen, maar ze vielen zoo licht op de aarde weer neer, en ze stonden daar, immer -- daar. Aanschouwt hem, aan zijn huis geleund, hij rust en, overhand op d'een en op d'andren voet gesteund, daar staat hij nu, aan den wand. Hij staat daar, van als de morgen breekt, en spreekt geen enkel woord, 't en zij dat hij in zijn herte spreekt, en dat God daar alleene aanhoort. Aldus verwacht hij 't noengetij, hij buigt zijn hoofd, hij hijgt om asem, en pijnelijk asemt hij... maar klagen, nooit: hij zwijgt. Zoo zinkt het sappig looverkruid in 't branden van den noen, en asemt al de krachten uit die zijn blaren voen. Hij staat daar, als de zonne zinkt, -- een roode hemelbal, die loerende al onder de boomen blinkt en wegvaart, -- liefst van al. Toen heft hij zijn grooten oogbal op en laat hem, overlaan, ontlasten den blinkenden pereldrop, dien niemand en kan verstaan. Toen sukkelt hij weg, en hij kijkt, wanneer hij staat om in te gaan, nog eenen laatsten en ach zulk een langen keer, al zuchten... achter de baan! En als de wind de deure wrijft, toen keert hij treurig om, wendt weder, en schudt met zijn hoofd, en schrijft, in de asschen daar schrijft hij: "Kom!" Gelijk het kind des avonds, blij en op zijn speelgenoot al peizen, wenscht: Dat het morgen zij! zoo wenscht hij naar de Dood. De dood is maag en vriend van hem, hij kent heur witte hand, hij kent heuren lijzigen stap, en heur stem, en heur delfspa, en heur land. Zij is vriend van hem en speelgenoot, zijn herte langt erom; ja, zij nestelt alree in dat herte, de dood, en zoo, schrijvende, zucht hij: "Kom!" Zij beidde, en hij beidde zoo lange ernaar, en ze kwam toch 'nen keer, daar hij stond alwaar hij placht te staan, en alwaar zij kwam, en alwaar hij ze vond. Zij kwam, en zij ging in huis, en hij zag, en hij stapted' heur achternaar: zij klom en hij klom, en zij lag en hij lag, en zij loeg... en hij loeg op haar. En zeider daar eene: "Ei, hij lacht! hij lacht! Wat heeft er med' hem geweest! Wa
PREV.   NEXT  
|<   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49  
50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   >>   >|  



Top keywords:

alwaar

 

schrijft

 

morgen

 

spreekt

 

wenscht

 

vriend

 
speelgenoot
 

beidde

 

loegen

 

Gelijk


wanneer
 

peizen

 

avonds

 

zuchten

 

wrijft

 

achter

 

treurig

 

laatsten

 
schudt
 

langen


asschen

 
ernaar
 

zeider

 

schrijvende

 

stapted

 
placht
 

nestelt

 
achternaar
 

geweest

 

heuren


lijzigen

 

delfspa

 

hemelbal

 

stonden

 

Aanschouwt

 

geleund

 

vielen

 
overhand
 

breekt

 

andren


gesteund
 
andere
 

blommekes

 
derelijk
 
rijzig
 
reilde
 

kindeke

 

altemaal

 

blauwe

 

hemels