rdriet!
CI
J.H.
1886
Zij was oprecht als edelsteen,
zoo zuiver, dat het wonder scheen
hoe 's levens lang vertoeven
bekwaam was om, met pijne en dwang,
den vrij gewenschten hemelgang
nog langer te bedroeven!
Zij zou, zij moeste henengaan
en ons eilaas, met rouw belaan,
voor goed indachtig maken
hoe groote schat van kostbaarheid
ons is en blijft in 't graf geleid,
en niet meer aan te raken!
Zij weg, 't is alles mee met haar,
dat troost was en geluk, voorwaar,
in 't leven. o Komt weder,
als liefde, als hope, als hulpe, als raad;
en daalt, zoo God u dalen laat,
gezuster, nogmaals neder!
Komt, helpt ons en bewaart dien band
onbreekbaar, dien uw zoete hand
wist om ons hert te binden;
opdat wij, maar van lijve alleen
en voor nen korten tijd, geschee'n,
ons namaals wedervinden!
CII
G. E. J. D. J.
1886
Zoo men soms bij zomernachten
hooge omhooge een sterre ziet,
die op snelle vederschachten
schielijk door den Hemel schiet,
zoo zijt gij ons, die het leven
ons verblijddet meest van al,
schaars een stonde of twee gebleven
Gustafke, in dit tranendal!
Zegt, waar zijt gij, die zoo lieflijk,
alle leedzijn ons ontloecht;
gij die biddend, hemeldieflijk
hieldt uw handtjes zaamgevoegd
als gij zeidet: "Nader, nader,
kome uw rijk?... "En wij voortaan
zuchten, met u zeggend: "Vader,
Vader, zij uw wil voldaan!"
CIII
F.B.
1886
Om Jesu name en schaamde ik mij,
in al mijn levensjaren:
ik hoop dat, onbeschaamd, ook Hij,
me in 't oordeel nu zal sparen!
CIV
A.B.D.
1887
Maar half en nog niet half gegaan
was 't bijstre van de wereldbaan,
toen al met eens een stemme sprak,
en 't onvoltooide leven brak!
Zijn vrouwe eilaas, zijn dochter zoet,
zijn vrienden vielen God te voet
en baden: Laat een stonde nog,
den vriend ons en den Vader toch!
Maar, weet een mensch, die sterflijk is,
het woord van Gods geheimenis?
't Is beter elk in tijds bereid
dat duren zal in de eeuwigheid!
Zoo deed hij, en, gesterkt, getroost,
verliet hij vriend en vrouwe en kroost,
en ging, met Christi Kruis gekust,
naar de eeuwigheid, in God gerust!
CV
G.L.S.
1887
De jubelkroon,
zoo frisch en schoon
ons om de kruin gewonden,
heeft korts de dood,
|