Ach! jong zijn, dat en heeft, eilaas,
den duur niet van een enklen blaas;
gezond zijn is schier nog zoo broos
als 't ijs waar 't eenen nacht op vroos!
Het leven is een stap, gesteld,
het wiegsken uit, in 't gravenveld!
En dan! o Dan, 'k en weet het niet!
Hij weet 't alleen, die alles ziet!
Hij weet 't alleen, 't zij heil of ramp,
voor eeuwig, na den wereldkamp,
wat dat er ons te wachten staat,
wanneer de tijd van sterven slaat.
o Dan, mijn God, bermhertigheid,
gij hebt het aan uw Kruis gezeid:
vergeeft mij wat gij weet en ziet.
want, wat ik deed en wist ik niet!
XLVI
Ridder ADOLF LOOSVELDT
13 October 1845 -- 20 Junij 1879.
Thielt -- Zanzibar.
Held des vreden,
overleden
op het slagveld, vrij van bloed;
g' hebt uw leven
God gegeven,
gansch en geerne en onvergoed!
Andren lijden,
andren strijden,
andren liegen, valsch en schoon;
die de wereld
't hoofd omperelt
met een ijdele gloriekroon.
Gij zaagt lijden
gij zaagt strijden,
gij zeidt: "Op!" en gij waart voort;
vriend noch mage en
kon u tragen,
want gij man waart van een woord.
Overleden
vriend, in vreden
bleeft gij voor de Kerke dood:
ha, Gods kerke
hebbe uw sterke
ziele, in haren moederschoot!
Thielt verloos u,
God verkoos u,
blijft aan God gejeund voortaan,
eeuwig, eeuwig;
en wij, leeuwig,
zullen we op uw voetspoor gaan!
XLVII
E.P.C.
1880
Voorbij is 't lijk een zonnestraal,
die, uit den hemelwagen,
een korten tijd
elkeen verblijdt,
omtrent de winterdagen.
't Was al zoo zuiver, noch 't en heeft,
van als het wierd geboren
tot op den dag
dat 't weg ging, ach,
zijne onschuld nooit verloren.
Het was verstandig, wijs en vroed,
en menig mensch met reden,
't zij man of vrouw,
niet durven zou
naast hem in 't oordeel treden.
Zoo schikte't God. Een korten tijd
verscheen het voor onze oogen,
en, op de baan
ons voorgegaan,
zal 't ons den Hemel toogen.
XLVIII
TH. S., UURWERKMAKER.
1880
God geeft den tijd bij dag en jaar,
ach neen, bij kleene tikskes maar,
en 't laatste tikske komt aleer
men 't peist of weet, eilaas, te zeer!
De wijzer wijst elke uur en t
|