daar toogt men een graf en zegt: "Daar!"
En de aarde zinkt langzamig neer,
en de aarde zinkt wederom toe,
en wederom strekt er zijn armen naar uit
't vergetende gers, en 't groeit toe.
En de aarde gaat open en toe,
en de aarde gaat op en gaat neer,
en haast is het alles zoo effen en groen,
zoo effen als al dat er leeft.
Wat zegt gij, o zwijgende veld?
Waar lag hij, waar ligt hij nu, hij?
Waar is 't dat ik weenend mijne oogen verborg
en zeide: "Vaarwel gij, vaarwel?"
Een stemme, geen andere 'n sprak,
een stemme, geen andere, geen een:
"Komt hier," zei een stemme, aan het Kruis, "hij ligt hier:
komt hier," zei een stemme, "aan het Kruis."
o Stemme van 't houtene Kruis,
o Kruis van den Heere, gegroet;
gij blozende vrucht aan den edelen boom,
gekruiste Verlosser, gegroet!
Waar staat gij, hooge over mijn hoofd,
waar staat gij, gedoken in 't gers,
waar staat gij, waar staat... dat ik groete u, o Kruis,
ik groete u, o edele Kruis?
o Stemme van 't houtene Kruis,
o stem van het houtene Kruis,
ik vraagde zoo dikwijls, ik vraagde en ik bad,
en... de antwoord is altijd: het Kruis.
o Kruis op den torre en in 't gers,
o Kruis aan 't gedokene graf,
o Kruis, waar gij staat ofte gaat, zijt gegroet,
gegroet zij mij 't heilige Kruis!
o Stam van het heilige Kruis,
triomphwinnend houtene Kruis,
gij toogdet.., ik vond mijnen vriend, vind' Hij mij,
die stierf aan het heilige Kruis!
NOG EENS
Nog eens, o christene studenten,
bij 't graf gestaan! In tranen? Neen!
Laat vreugde op ons den zegel prenten,
want wij zijn christenen! 't Geween
betaamt die hoop noch troost en kennen
in Christi kruis en dierbaar bloed,
betaamt die kerke en kerkhof schennen,
betaamt een' andren jongelingsstoet!
Voor ons is doodgaan levend worden,
door Hem die lijf en leven gaf;
't en zijn geen beendren die verdorden
of zullen opstaan uit het graf.
Zoo zult gij ook, beminden; 't sterven
heeft Jezus zelve ons voorgedaan:
de doodbrief staaft uw recht om 't erven
het rijk waar Hij is ingegaan!
Gelukkige Arnoud, rust in vrede,
God hebbe uw' ziele in zijn gena;
gij droegt, 't is waar, uw deugden mede,
maar uwe exempels liet ge ons na:
die volgen wij, tot op den rande
van 't gra
|