lachen zal in de eeuwigheid!"
Zoo scheidden wij van zijn lichaam, terwijl zijn ziele alree 't geluk
genoot dat ons misschien nog menige vijanden, talrijke strijden en
gevaren zullen komen betwisten; hetwelke wij nochtans ook, onder Gods
hulpe, zullen veroveren, is 't dat wij getrouw blijven aan het voorbeeld
van onzen Vriend, en bestand doen aan 't gene wij, bij zijn graf, ons
zelven en den Heere beloofd hebben; eindelijk, en om te sluiten met een
vers van den overledene zelven, indien
"_elk slaapt op zijnen schild en houdt het zweerd in d'hand_."
[1: Geplukt en bewaard ter nagedachtenis van zaliger Mijnheer Eduard van
den Bussche, geboren te Staden, in West-Vlanderen, op den 10 Januarij
1840; student in poesis en lid der Congregatie van O.-L.-V. Onbevlekt
Ontvangen in 't kleen Seminarie te Rousselaere, overleden op zijne
geboorteparochie, den 3den van Mariamaand, in 't jaar O.H.J.-C. 1858.]
BEZOEK BIJ 'T GRAF.
Ik wandelde, ik wandelde alleen,
ik wandelde en sprak tot den Heer:
Hij sprak en ik hoorde, en hij hoorde en ik sprak,
en 'k wandelde en 'k sprak tot den Heer.
Wie leedde, wie leedde er mijn schreen?
Waar leedden mijn schreden naartoe?
'k En wete, maar 't leedde me entwie en ik ging,
en ik stond op het kerkhof alleen.
Daar staat hij, de torre, 't is hij;
de hane op den torre, 't is hij;
daar staat hij die torre en die Kerke en dat Kruis;
hier hebbe ik nog eenmaal geweest.
Hier legde ik een vriend in het graf,
ik legde -- en hij slaapt in het graf;
en Jesus, die waakt in zijn heilige tent,
waakt neffens hem, neffens het graf.
Waar, zegt mij, o zwijgende veld,
waar ligt hij begraven?... Alhier?
Waar is 't dat ik weenend mijne oogen verborg
en zeide: "Vaarwel, o vaarwel?"
Het water gaat open en toe,
Het water gaat op en gaat neer,
het water, als 't kind er een steentjen in smijt,
het water gaat op en gaat neer.
Het water gaat op en gaat neer,
het water gaat open en toe,
en haast is het water weer heel en gansch stil;
waar viel en waar ligt nu de steen?
En de aarde gaat open en toe,
ook de aarde gaat op en gaat neer,
wanneer er de putmakers geldwinnend hand
een kist in legt, open... en... toe!
En de aarde gaat op en gaat neer,
ook de aarde gaat open en toe:
en, hooger als de andere graven, een tijd,
|