, zo ik niets verzuimde, nog wat te vertoeven,
aanhouding van myne Dochter, om nog wat te blyven, wyl zy zich niet
kon verzadigen in het kyken en gluren naar kistjes en doosjes, en
kassen, vol heerlyke Beuzelingen: alles werdt bekeken, geadmireert; met
een woord, verbeeldt u een klein meisje, dat met Moeder voor 't eerst
eens voor een poppenkraam, of daar men speelgoed verkoopt, gebragt wordt;
dat zyn oogjes wyd open doet, beide de vuistjes uitsteekt, en roept en
kraait, en hippelt, en alles wil hebben; dan hebt gy een natuurlyk
afbeeldzel van Lotje. De Heer R. deedt haar een fraaije snuifdoos
present: ik excuseerde my, met te zeggen: "dat ik niet snoof, en nimmer
presenten aannam." Lotje is somwylen nog slim ook; zy hieldt zich, als
of zy dit laatste niet hoorde; en nu is zy zo wys met die doos, dat het
zo niet te zeggen is. Alle oogenblikken wordt hy uit het papier genomen,
bekeken, met een slip van een zakdoek gevreven, en, met de beminlykste
vergenoeging op haar goedaartig grof gelaat, beschouwt! Het spyt my, dat
Oom Dirks koussen nog niet verder zyn dan het boortje: nu, 't zal wel wat
bedaren, en anders moet ik er my mee moeijen.
Wy dronken Thee: de Heer R. en de Desmoiselles spraken van zeker Boek
van _Bitanbe_, genaamt _Jozef_, als van een der fraaiste werken, die
onlangs in 't licht gekomen waren. Hy haalde er eenige treffende
passages van aan. Dit wekte myne nieuwsgierigheid op, om het te zien:
Ik schreef de titel, om het, zo rasch ik t'huis kwam, te laten halen.
Hy merkte dit, en haalde een, in marrokein gebonden, Exemplaar, uit
zyn zak, dat hy my presenteerde: hy hadt het zo van den Binder in
passant meegenomen. Ik vond dit wel beleeft, en oordeelde, dat het
zeer gemaakt in my zyn zoude, iets aftewyzen, waar naar ik verlangde,
en dat my zo heusch gepresenteert werdt. Ik boog en zei, dat ik het
met veel vermaak zoude lezen. Hierop stak hy het in zyn zak, zeggende:
"ik zal de eer hebben om de Dames t'huis te brengen, en dan het Boek
overgeven." Liefst had ik dit niet; maar, dewyl ik geen reden daar van
kon geven, moest ik dit zo laten doorgaan.
Hy bragt ons t'huis, niet langs den kortsten weg: wy ontmoetten den
deftigen Edeling, die ons beleeft groette, en, horende, dat wy naar
huis gingen, ons derwaards verzelde. Zo kwamen wy dan daar aan, en
traden in de zydkamer, alwaar onze waarde Vriendin met Juffrouw Hartog
alleen zat. De laatste las, de eerste naaide, en ik geloof, dat er
niet veel woorden gewisselt w
|