l; waarop my reeds betaling geschiet
is. Ik hoop, dat ik u reden tot vergenoeging geven zal: ook omtrent de
sommen, my van tyd tot tyd verstrekt. Gy hebt my in staat gestelt, om
als een fatsoenlyk Student en Candidaat te leven. Ik heb zeker geld
verteert, doch my aan geenerlei lichtmisseryen, of aan grof spel te
buiten gegaan: maar ik weet, waarde Vader, dat gy op dit point de
edelmoedigheid zelf zyt.
Hoe leet is 't my te horen, dat gy op myn Broeder zo te onvreden zyt!
Ik weet wel, dat gy, en vooral van uwe Zoons, geen tegenspreken dulden
kunt; vergeef my deeze uitdrukking; maar, dewyl gy u wel wilt
vernederen, om myne gedagten te vragen, zal ik u die rondborstig en
in gemoede zeggen. Neen, gy kunt uw Zoon, die meerderjarig is, niet
beletten een meisje te trouwen, waar tegen gy niets, met eenige
zekerheid, hebt intebrengen, dan dat zy van de publycque Kerk is.
Onderneemt gy zulks, dan kan Hendrik u voor den Rechter roepen, en
zyt verzekert, dat hy daar de vryheid zal krygen, om haar te trouwen.
Ken ik echter myn weldenkenden Broeder, ken ik den eerbied en de
liefde, die hy voor zynen braven Vader heeft; dan zal hy tot dit
heftig middel zyn toevlugt niet, dan daar toe gedrongen, nemen.
Laat het my eenmaal vrystaan, myn geeerde Vader! u te vragen, of uw
mishagen in deeze jonge Dame gegront is. Hebt gy iets tegen hare
Familie, of tegen haar zedelyk karakter? Ik vertrouw, neen; myn
Broeder heeft die jaren en die bedagtzaamheid, die hem in staat
stellen, om eene goede keuze te doen. Nimmer heeft hy, in het
onervarenste zyner jeugd, reden gegeven, om hem van de minste
losbandigheid te verdenken; en zou hy nu, nu hy dien tyd agter zich
heeft, zich zo verre vergeten, dat hy een meisje beminde, en wel met
het zuiver oogmerk, om haar te trouwen, die zyn verstand en hart beide
tot oneer strekte? Nimmer geloof ik dit. Mag ik u des bidden, maak
hem niet ongelukkig; spaar u zelf nodeloos en u zo nadelig verdriet:
Besluit er toe! Laat uw ouderdom in ruste en vrede ongestoort
voortglyden. Mag ik u ook herinneren, dat Hendrik van een eens wel
en doordagt besluit niet ligt is aftebrengen; voornamelyk als zyn
hart zo gezet is op de uitvoering van zyn besluit? Ik ken myn Vader,
ik waardeer hem, gelyk een dankbaren Zoon betaamt; maar hoop, dat ik
de vryheid zal hebben, om u eene Dochter aantebieden, waar tegen gy met
reden niets meerder dan tegen Juffrouw Burgerhart zult kunnen hebben.
Binnen eene maand hoop ik het genoegen te hebben
|