ltoos geeerde Vader, met welk eene blymoedige onderwerping
ik alle uwe bevelen heb gevolgt. Dit was een pligt, die de Natuur en de
Godsdienst van my vorderden: Maar gy zyt Vader! gy zult my immers niet
ongelukkig maken? zo deeze wensch myner ziel my geweigert wordt, kan ik
my geen lang leven voorstellen. Ik gevoel my niet wel. De oneenigheden
met myn Vader treffen myn, door liefde vertedert, hart zeer diep! Myne
jaren en myn werkzame aart hebben my gestelt boven die dwaze drift, die
men doorgaans _liefde_ noemt. Myne liefde is wel niet _Platonisch_[1],
maar zy is echter myne reden onderschikt; zy is bedaart, sterk; zy rust op
de innerlyke waarde van haar, die myne oogen streelt; zy groeit dagelyks
in zagte aandoeningen. Moet ik het opgeven, dan zal men zien, dat myne
geliefde Burgerhart tot myn _leven_ zo nodig was, als tot myn _gelukkig
leven_. Laat ik u verbidden! Leg uwe vooroeordelen af! Gy kent haar niet,
geloof my! Heb ik u, myn geeerde Vader! ooit ergens in misleit? zoude ik
het nu doen, daar de zaak niets minder is dan eene verbintenis voor myn
geheel leven? Geef my de vryheid, om voor my zelf te kiezen. o Laat ik u,
ook voor deeze gunstige toegeventheid, mogen bedanken. Ik kies immers
eene Vrouw voor my; ik zal met haar moeten leven.--Ben ik, in myn zes-en-
twintigste jaar, nog niet in staat, om uit myn eigen oogen te zien? Kunt
gy my van eenige wuftheid in zaken van belang beschuldigen? Heb ik ooit
my tegen uwen wil gekant? Moet ik nu my zelf dat verdriet aandoen? Laat
ik u myn gansche leven mogen zegenen! Zo myne tederbeminde, als myne
Vrouw, u met my niet zegent: zo zy uwen ouderdom niet ten troost, tot
hulp, tot blydschap strekke; zo gy haar niet zult beminnen als eene lieve
Dochter, vergeet dan, dat gy ooit een Zoon hadt, die zich tekent,
_Uw ootmoedige Dienaar, en liefhebbende Zoon_,
HENDRIK EDELING.
Noot:
[1] Zuiver geestelijk.
HONDERD-NEGENTIENDE BRIEF. Hendrik schrijft aan Redelijk, vertelt alles
uitvoerig en verzoekt zijn voorspraak bij vader.
HONDERD-TWINTIGSTE BRIEF.--Redelijk weet evenmin raad: vertrouw op God!
--als zoon mag Hendrik niet opstaan tegen zijn vader.
HONDERD-EEN EN TWINTIGSTE BRIEF.
DE HEER ABRAHAM BLANKAART AAN MEJUFFROUW SARA BURGERHART.
_Juffrouw Burgerhart!_
Ik hoor lieve historietjes van u, al hele lieve ook! Hagel en Slypsteen,
hoe kan 't zyn? daar je zo veel verst
|