FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118  
119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   >>   >|  
and hebt, en daar je beter je Geloof verstaat dan ik, God betert; en daar ik altoos zo geraden heb, dat je toch den goejen weg op zoudt. Meisje, meisje! maak my niet boos; 't zal er anders op en over gaan; 't zal er ellements te doen zyn. Heb je daarom zulke kostelyke Ouwers gehad, en moest ik daarom zo wys met je zyn? Ik kom er blaauw af. Schaamt gy u niet zo te lopen rinkelrooijen [1] met een overgegeven Ligtmis; en u te kleden, of je in een Fransche Winkel stondt? En Mevrouw Buigzaam? och ja; die laat Gods watertje over Gods akkertje lopen; zie, dat vind ik verdord gemeen van zo een' Vrouw. Men hadt, kwanswys, geen trek tot het huwlyk; men was nog zo jong: men was nu zo gelukkig: zie zo; dat laat ik, ouwe gek, my maar zo op den mou spelden. En onderwyl speelt Madame haar rol, vliegt uit, en loopt met allerlei ploerten en ligte kwanten de godgantsche Stad door, komt by avond en onty t'huis; ja wel, zie; ik ben zo kwaad als een spin. Daarom hadt gy geen zin in 't Huwlyk, met zulk een braaf man, denk ik; dat was de zaak: dan zou dat gedraaf en geloop uit zyn, en daar bedankte gy voor; niet waar? Myn naam zal evenwel geen Abraham Blankaart zyn, zo ik u, zo lang gy onder myne Voogdy zyt, geef aan den een of ander Parlevinker[2], al was hy zo ryk als de _grote Mogol_, en al was hy een Burgemeester van zyn hals. Ik denk, dat de brave Heer Edeling u nu wel zeer bedankt voor de eer van uw gezelschap: hy heeft gelyk; ik zou ook zo doen. Antwoordt my maar niet, want ik kom in 't kort t'huis, en zal dan nader met u spreken. Ik ben Uw Voogd, ABRAHAM BLANKAART. Noten: [1] Pierewaaien. [2] Hier: zwendelaar. HONDERD-TWEE EN TWINTIGSTE BRIEF. MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN MEJUFFROUW ALETTA BRUNIER. _Chere Letje!_ Ik verlang, dat gy t'huis komt. Ik heb verdriet; en ik kan het niemand dan u toebetrouwen. Myne Willis is te statig, te deftig; onze Moederlyke Vriendin kan ik het nog minder zeggen, want het raakt haar ook. Lees den brief van den Heer Blankaart: elke regel is een dolksteek. Myn ziel is beroert; myn boezem klopt van spyt, verontwaardiging, en droefheid. o! Ik heb vyanden, myne Letje; maar wie is de snode, die my dus mishandelt? die my in het duister en onbekent grieft? Hemel! verdagt te zyn van misdaden, die nooit in myn gedagten oprezen! gehoont te worden om bedoelingen, die ik nooit had; dit is
PREV.   NEXT  
|<   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118  
119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   >>   >|  



Top keywords:

MEJUFFROUW

 

Blankaart

 

daarom

 

TWINTIGSTE

 

zwendelaar

 

Pierewaaien

 
HONDERD
 

BURGERHART

 
verstaat
 
verlang

verdriet

 
Geloof
 
BRUNIER
 

ALETTA

 
ABRAHAM
 

bedankt

 
gezelschap
 

Edeling

 
Burgemeester
 

geraden


spreken

 
niemand
 

altoos

 

Antwoordt

 

betert

 

BLANKAART

 

Willis

 

mishandelt

 

duister

 

onbekent


grieft

 

droefheid

 

vyanden

 
verdagt
 
bedoelingen
 

worden

 

gehoont

 

misdaden

 

gedagten

 

oprezen


verontwaardiging

 

Moederlyke

 
Vriendin
 

minder

 
zeggen
 
deftig
 

statig

 
beroert
 
boezem
 

dolksteek