d
en vertoonen zich in de straten in gezelschap van Dina Dorf.
MEVR. BERNICK (_loopt hem na_). Maar Hilmar, dat kan toch niet waar
zijn...?
HILMAR. Jawel, het is helaas volkomen waar. Lona was daarbij nog zoo
taktloos om mij aan te roepen; maar ik deed natuurlijk alsof ik het niet
hoorde.
BERNICK. En dat is zeker niet onopgemerkt gebeurd?
HILMAR. Neen, dat kan je begrijpen. De menschen stonden stil om hen na
te kijken. 't Leek wel als een loopend vuurtje door de stad te zijn
gegaan ... ongeveer zooals een brand in de prairieen in het verre
Westen. In alle huizen stonden de menschen te wachten voor de ramen tot
de optocht voorbij zou komen; hoofd aan hoofd achter de gordijnen ...
oeh! Ja, je moet me niet kwalijk nemen, Betty, dat ik oeh! zeg, want dat
alles maakt me zenuwachtig;... als dat nog lang duren moet, dan zal ik
genoodzaakt zijn plannen te maken om een tijdlang op reis te gaan.
MEVR. BERNICK. Maar je hadt hem toch liever eens moeten toespreken en
hem onder het oog brengen....
HILMAR. In 't publiek? Op straat? Neen ... dat moet je me niet kwalijk
nemen. Maar dat die man zich hier nog in de stad durft vertoonen! Nou,
we zullen eens zien of de pers er niet een stokje voor steken kan. Ja,
neem me niet kwalijk, Betty, maar....
BERNICK. De pers, zeg je? Heb je dan al iets van dien aard gehoord?
HILMAR. Jawel, er hangt wel zoo iets in de lucht. Toen ik gisteren avond
van je weg ging, liep ik nog even binnen in de societeit, om beter te
kunnen slapen. Ik merkte best aan de stilte die ontstond, dat er over de
twee Amerikanen gesproken was. Daar komt die onbeschaamde kerel, Hammer,
de redacteur, binnen en feliciteert mij hardop met de terugkomst van
mijn rijken neef.
BERNICK. Rijken...?
HILMAR. Ja, dat zei hij. Ik keek hem eens goed van onderen naar boven
aan en gaf hem te verstaan dat ik niets wist van Johan Toennesen's
rijkdom. "Zoo," zei hij, "dat is toch vreemd; in Amerika maken de
menschen toch gewoonlijk fortuin als zij iets hebben om mee te beginnen,
en uw neef ging immers niet met lege handen weg."
BERNICK. Hm; doe mij nu een plezier....
MEVR. BERNICK (_bezorgd_). Nu, zie je toch eens Karsten....
HILMAR. Ja, mij heeft hij alvast een slapeloozen nacht bezorgd. En dan
loopt hij daar door de straten met een gezicht alsof er nooit iets met
hem gebeurd was. Waarom bleef hij nu maar niet voor goed weg? Sommige
menschen zijn toch ook zoo onuitstaanbaar taai!
MEVR. BERNICK. Maar Hilmar, wat
|