r meisjes en vrouwen heeft hij nooit veel oog gehad.
MEVR. BERNICK. Hij niet? Johan! Nou, mij dunkt dat wij van het tegendeel
de treurige bewijzen wel gehad hebben....
LONA. Naar den drommel met die malle geschiedenis! waar is Bernick? Ik
moet hem spreken.
MEVR. BERNICK. Lona, je doet het niet, zeg ik je!
LONA. Ik doe het wel. Heeft de jongen zin in haar ... en zij in hem ...
dan zullen ze elkaar krijgen ook. Bernick is immers zoo'n knappe man;
die moet dan maar een uitweg vinden....
MEVR. BERNICK. En geloof je dat zulke Amerikaansche onwelvoegelijkheden
hier geduld zullen worden....
LONA. Leuterpraat, Betty.
MEVR. BERNICK. ... dat een man als Karsten, met zijn streng moreele
begrippen....
LONA. Och wat! Die zullen wel zoo overdreven streng niet zijn.
MEVR. BERNICK. Wat durf je daar te zeggen?
LONA. Ik durf zeggen dat Bernick wel niet zooveel braver zal zijn dan
andere mannen.
MEVR. BERNICK. Zoo diep zit dus de haat nog in je! Maar wat wil je dan
toch eigenlijk hier, als je nooit hebt kunnen vergeten dat...? Ik
begrijp niet dat je hem onder de oogen durfde komen na de schandelijke
beleediging die je hem hebt aangedaan.
LONA. Ja, Betty, toen heb ik mij leelijk vergaloppeerd.
MEVR. BERNICK. En hoe grootmoedig heeft hij het je niet vergeven, hij,
die toch nooit iets misdaan had! Want hij kon toch niet helpen dat jij
je hier illusies gemaakt hadt. Maar sinds dien tijd heb je ook een hekel
aan mij. (_Begint te schreien_). Je hebt mij mijn geluk nooit gegund. En
nu kom je hier om mij al die narigheid te bezorgen ... om de heele stad
te laten zien in wat voor een familie ik Karsten gebracht heb. Ik zal er
op aangezien worden, en dat is het juist wat je wilt. O, het is
afschuwelijk van je! (_Ze gaat schreiend weg door de verste deur
links_).
LONA (_haar nakijkend_). Arme Betty! (_Bernick komt uit zijn kamer_).
BERNICK (_nog in de deur_). Ja, ja, dat is best mijnheer Krap; dat is
uitstekend. Stuur vierhonderd kronen voor voedsel voor de armen. (_keert
zich om_). Lona! (_dichterbij_). Ben je alleen? Komt Betty niet hier?
LONA. Neen. Zal ik haar soms gaan halen?
BERNICK. Neen, neen, neen, niet doen! O Lona, je weet niet hoe ik er
naar verlangd heb eens openhartig met je te praten ... om je vergeving
af te smeeken.
LONA. Hoor eens, Karsten, laat ons niet sentimenteel worden; dat staat
ons niet.
BERNICK. Je _moet_ mij aanhooren, Lona. Ik weet wel hoezeer de schijn
tegen mij is, nu je gehoo
|