Hem had in zijn engte en eenzaamheid het
heimwee overvallen naar een vereeniging met "de volle" menschheid en
natuur, en het was geweest als de drang van een behoefte aan godsdienst;
maar zijn heftige, wilde aard liet hem geen rust voordat hij zich had
doorgekampt tot zijn bestemming.
Hoe gevoelt men aan het voorbeeld van den jongen Steffens, met wat voor
macht de trillingen van de grootere wereld zich langs onbekende wegen
voortplantten in de uithoeken van Europa! De staatkundige gebeurtenissen
van het eind der 18e eeuw gaven maar een stoot en een opwekking;--men
mag hun invloed niet over 't hoofd zien, evenmin als Steffens zelf
vergat met wat voor opwinding zijn vader thuis kwam op een dag--hij was
toen, in 1789, zestien jaar--en aan de kinderen vertelde van den val der
Bastille en het aanbreken van een nieuwen grooten tijd van vrijheid en
geluk[5].
"Het waren wonderbare dagen," zegt Steffens in zijn herinneringen,
"... het eerste oogenblik van geestdrift ... heeft iets reins en heiligs
gehad om nooit te vergeten." Maar het dwepende verlangen dat hem dreef
tot de natuur "in haar gansche volheid," zooals hij het uitdrukt, lag op
den grond van zijn hart; dat heimwee naar zielsbevrijding drong en
prikkelde den jongeling met onstuimiger kracht dan de voorbijgaande roes
van indrukwekkende gebeurtenissen. Hij moest de wijde wereld in om met
eigen oogen te zien wat de nieuwe tijd aan nieuwe menschen en nieuwe
ideeen deed opbloeien, hij moest zijn geest laven aan de bron van het
geestesleven in Duitschland: de wijsgeeren, de dichters, de mannen der
wetenschap moest hij kennen, en uit hun mond, door hun omgang moest hij
het wezen der nieuwe ideeen direct opnemen in zijn hart, als het
beginsel van een "voller" leven.
* * * * *
Toen hij--het was in het voorjaar 1802--uit Duitschland naar Kopenhagen
terugkwam, met het plan om voorlezingen te houden over zijn geestelijke
ondervinding, vond Steffens in Denemarkens hoofdstad onder zijn
enthousiaste hoorders, den dichter, den man geroepen om een levende
gestalte te geven aan zijn denkbeelden. "Ik gaf hem aan zichzelf," zegt
Steffens van zijn eerste kennismaking met Adam Oehlenschlaeger, "hij werd
zich bewust van zijn rijkdom, en ik schrikte bijna van de onstuimigheid
waarmede die jonge frissche bron mij tegemoet stroomde."[6]
Het verhaal is bekend hoe die weeke, voor alle indrukken vatbare en toch
hartstochtelijke trotsche geest van Oehlenschl
|