lpunten tegen den buitenwand schuren.
Vijf minuten over half drie kwam kapitein Nemo in het salon.
"Wij gaan vertrekken," zeide hij.
"Zoo?" antwoordde ik.
"Ik heb bevel gegeven, om het luik te openen."
"En de Papoea's?"
"De Papoea's?" antwoordde de kapitein schouderophalend.
"Zullen zij niet in de Nautilus komen?"
"Hoe zoo?"
"Wel, door het luik, als gij het laat open zetten."
"Mijnheer Aronnax," zeide Nemo bedaard, "men komt het luik van de
Nautilus zoo maar niet binnen, al staat het open."
Ik keek hem eens aan.
"Begrijpt gij mij niet?" vroeg hij.
"Geenszins."
"Welnu, kom dan mede en zie."
Ik ging naar de groote middeltrap; daar stonden Ned Land en Koenraad
zeer nieuwsgierig naar eenige matrozen te kijken die het luik
openden, terwijl kreten van woede en afgrijselijk geschreeuw daar
buiten weerklonken. Eindelijk was het luik open, en een twintigtal
afschuwelijke tronies verschenen. Maar de eerste van die wilden,
die de hand aan de trapleuning sloeg, werd door ik weet niet welke
onzichtbare kracht achteruitgeworpen, en vluchtte onder vreeselijk
geschreeuw en met ontzaglijke sprongen. Tien van zijne makkers wilden
ook naar binnen komen, en ondergingen hetzelfde lot.
Koenraad was in verrukking; Ned Land, slechts aan zijne hevige driften
gehoor gevende, vloog naar de trap, maar, nauwelijks had hij de
trapleuning aangegrepen, of hij werd op zijne beurt terug geslingerd.
"Duizend duivels!" riep hij, "ik ben door den bliksem getroffen!" Die
uitroep verklaarde mij alles; het was geene trapleuning meer, maar
een metalen ketting met electriciteit geladen, welke tot op het plat
ging. Ieder die er aan raakte kreeg een vreeslijken schok, en zulk een
schok zou doodelijk geweest zijn als de kapitein dien geleider met
den geheelen electrieken stroom van zijne machine geladen had. Men
kon letterlijk zeggen dat hij tusschen zijne aanvallers en zich een
elektriek net gespannen had, waar niemand ongestraft over heen kon.
Ondertusschen hadden de ontstelde Papoea's de vlucht genomen; wij
troostten en wreven half lachende den ongelukkigen Ned Land, die
vloekte als een bezetene. Doch op dit oogenblik werd de Nautilus
door de laatste vloedgolven opgelicht van het rif, en dat juist op
dezelfde minuut waarop de kapitein het voorspeld had. De schroef begon
langzaam te werken; de snelheid nam hand over hand toe, en aan de
oppervlakte van het water blijvende verliet het vaartuig onbeschadigd
de gevaarlijke T
|