en uit, en deed
niets als zooephyten, geleede dieren, weekdieren en visschen in
klassen ordenen. De dagen gingen snel voorbij, ik telde ze niet eens
meer. Volgens zijne gewoonte trachtte Ned voortdurend ons menu af te
wisselen. Wij hadden veel van slakken, die voor deze schelp gemaakt
waren, en ik moet bekennen dat het op die wijze gemakkelijk is om eene
slak te worden. Wij sleten dus een gemakkelijk en natuurlijk leven, en
verbeeldden ons dat dit niet zeer verschilde van het leven op het land,
toen eene gebeurtenis ons het vreemde van onzen toestand herinnerde.
De Nautilus bevond zich den 18den Januari op 150 deg. O. L. en 15 deg. Z. B.;
het weder was ruw, en de zee onstuimig; het woei vrij sterk uit
het oosten; de barometer, die sinds eenige dagen daalde, kondigde
een naderenden strijd der elementen aan. Ik stond op het plat op
het oogenblik dat de tweede stuurman de hoogte nam; ik wachtte
zooals gewoonlijk de dagelijks uitgesproken formule; maar in plaats
daarvan riep hij eenige andere niet minder onbegrijpelijke woorden;
bijna onmiddellijk verscheen de kapitein, die een kijker naar
den gezichteinder richtte. Hij bleef gedurende eenige oogenblikken
onbeweeglijk, zonder zijne blikken van een bepaald punt af te wenden;
toen liet hij zijn kijker zakken en wisselde eenige woorden met den
stuurman; deze scheen ten prooi aan eene ontroering, welke hij te
vergeefs trachtte te onderdrukken. De kapitein scheen zich zelven
beter te kunnen beheerschen en bleef koel; overigens scheen hij den
stuurman eenige tegenwerpingen te maken, waarop deze met bepaalde
zekerheid scheen te antwoorden; ten minste ik begreep het zoo uit
verschil van stem en gebaren. Wat mij aangaat, ik keek nauwkeurig in
de aangeduide richting, echter zonder iets te zien. Water en lucht
vloeiden aan den gezichteinder volmaakt in elkander.
De kapitein liep echter zonder mij aan te zien, misschien zelfs zonder
mijne tegenwoordigheid te bemerken, op het plat heen en weder. Hij
stapte met vaste schreden, doch minder geregeld dan gewoonlijk over
het plat; soms stond hij met over de borst gekruiste armen stil, en
liet zijn blik over de zee weiden. Wat zocht hij op die onmetelijke
ruimte? De Nautilus bevond zich toen op eenige honderden kilometer
van de naaste kust verwijderd.
De stuurman had den kijker weder ter hand genomen en keek onophoudelijk
naar den gezichteinder; hij liep heen en weder, stampte met den voet,
en was in tegenstelling met zijn meester in ze
|