jn, dan zie ik
niet in hoe gij ze beletten zult om binnen te komen."
"Denkt gij dan mijnheer, dat zij aan boord zullen komen?"
"Ik ben er zeker van."
"Welnu, laat ze komen; ik zie geen enkele reden om hun dat te
beletten; het zijn toch arme duivels, die Papoea's en, ik wil niet
dat mijn bezoek in de buurt van hun eiland het leven aan een van die
ongelukkigen kost."
Na deze woorden wilde ik heengaan, doch de kapitein hield mij terug, en
verzocht mij bij hem plaats te nemen. Hij vroeg met veel belangstelling
naar onzen tocht op het land, naar onze jacht, en scheen niet te
begrijpen hoe die Amerikaan zoo vurig naar vleesch verlangde. Daarna
spraken wij over verschillende onderwerpen, en zonder daarom veel
mede te deelen, was de kapitein inderdaad veel hartelijker.
Onder anderen spraken wij over de ligging van de Nautilus, die juist
gestrand was in die zeestraat, waar Dumont d'Urville op het punt was
geweest van te vergaan.
"Die d'Urville was een van uwe grootste zeelieden," zeide de
kapitein, "een van de verstandigste zeevaarders, Het is een
Fransche Cook. Ongelukkige geleerde! De ijsbanken aan de zuidpool,
de koraalriffen en de kannibalen in den Grooten Oceaan getrotseerd te
hebben om ellendig in een spoortrein om te komen! Als die krachtige
man in de laatste oogenblikken van zijn leven heeft kunnen denken,
wie weet wat die laatste gedachten dan geweest zijn?"
Zoo sprekende, scheen Nemo bewogen.
Daarna gingen wij, met de kaart in de hand, de tochten van den
Franschen zeereiziger na, zijne reis om de aarde, zijne beide pogingen
om aan de zuidpool door te dringen, waardoor de landen Amalia en
Lodewijk Filips ontdekt werden, en eindelijk zijne opmetingen van de
voornaamste eilanden in den Grooten Oceaan.
"Wat uw d'Urville aan de oppervlakte de zee verricht heeft," zeide
kapitein Nemo, "dat doe ik onder zee, en veel gemakkelijker en
vollediger dan hij. De Astrolabe en de Zelee werden onophoudelijk
door de golven heen en weder geslingerd en konden dus niet tegen de
Nautilus opwegen, welke in het midden der wateren stil ligt, en dus
een kalme studeerkamer heeten mag."
"En toch," zeide ik, "is er een punt van overeenkomst tusschen de
korvetten van Dumont d'Urville en de Nautilus."
"Welk, mijnheer?"
"Dat de Nautilus evenals zij gestrand is."
"De Nautilus is niet gestrand, mijnheer," antwoordde de kapitein
bedaard; "de Nautilus is gemaakt om kalm op het water te liggen,
en ik zal al die moeilijke man
|