wspel. De wanden in
het salon waren weggeschoven, en daar de electrieke lantaarn van de
Nautilus geen licht gaf, heerschte er eene onbepaalde duisternis in
het water. De met dikke wolken bedekte hemel deed slechts weinig licht
in de zee doordringen. Ik zat naar dit sombere schouwspel te kijken,
en de grootste visschen schenen mij niet meer dan zeer onduidelijke
schaduwen, toen de Nautilus plotseling in het volle licht kwam. Eerst
dacht ik dat de lantaarn aangestoken was en het electrieke licht in
het water scheen; ik bedroog mij en herkende spoedig mijne dwaling;
de Nautilus dreef in 't midden eener lichtgevende streep of laag
in het water, welke, in deze duisternis schitterend werd. Deze werd
veroorzaakt door duizenden lichtgevende diertjes, wier schittering nog
toenam als zij langs de metalen wanden van ons vaartuig streken. Dan
zag ik zelfs flikkeringen in deze lichtende omgeving alsof een stroom
kokend lood in een vuurhaard geworpen, of een stuk metaal tot roode
gloeihitte gebracht werd; dit was zelfs zoo sterk, dat eenige deelen
van dezen schitterenden stroom nog schaduw wierpen, hoewel alle schaduw
daaruit verbannen scheen. Neen, dit was de kalme flikkering niet van
ons gewone lichttoestel, hier zag men kracht en eene ongewone beweging;
men gevoelde dat dit licht leefde!
Inderdaad, het was eene oneindig groote opeenstapeling van weekdieren,
van millioenen lichtgevende diertjes, ware bolletjes van doorschijnende
gelei, met voelarmen zoo fijn als draadjes, en van welke men er
ruim 800 in een kubieken centimeter water geteld heeft. De Nautilus
dreef gedurend verscheidene uren in dien schitterenden stroom,
en onze verbazing steeg ten top toen wij groote zeemonsters en
allerlei visschen daarin zagen rondspartelen en spelen, evenals de
legende vertelt dat de salamanders in het vuur doen. Te midden van
dit onbrandbare vuur zwommen vlugge bruinvisschen, die onvermoeide
clowns onder het visschenheir, en zwaardvisschen van drie meter
lengte, die voorloopers van orkanen, wier vreeselijk zwaard soms het
glas raakte. Het was een betooverend schouwspel! Misschien werd de
sterkte van het licht door den toestand van de atmosfeer vergroot:
misschien woedde een hevig onweer boven het zeevlak; doch op eenige
meters diepte bemerkte de Nautilus niets van den woedenden storm en
dreef kalm te midden van het stille water.
Zoo gingen wij voort en werden elk oogenblik door nieuwe wonderen
in verrukking gebracht. Koenraad keek zijne oog
|