chillende dichtheid van het zeewater kende;
ik antwoordde ontkennend, en voegde er bij dat de wetenschap daarvoor
nog geen juiste gegevens had.
"Ik heb de proeven genomen," zeide hij, "en ik kan de zekerheid mijner
gegevens bevestigen."
"Goed," antwoordde ik, "maar de Nautilus is eene wereld op zich zelf,
en de geheimen van uwe geleerdheid zullen op de bewoonde aarde nooit
bekend worden."
"Gij hebt gelijk, mijnheer," zeide hij, na eenige oogenblikken gezwegen
te hebben; "het is eene wereld op zich zelf. Mijn vaartuig is voor de
aarde hetzelfde als de planeten, welke haar om de zon vergezellen;
men zal immers de werken der geleerden die op Saturnus of Jupiter
leven, ook nooit op aarde leeren kennen? Omdat het toeval ons bij
elkander gebracht heeft, kan ik u den uitslag van mijn onderzoek
echter wel mededeelen."
"Ik luister, kapitein."
"Gij weet, mijnheer, dat het zeewater meer dichtheid bezit dan het
zoetwater, maar die dichtheid is niet overal dezelfde. Als ik bij
voorbeeld de dichtheid van zoetwater gelijk een stel, dan vind ik
1.028 voor het water van den Atlantischen, en 1.026 voor dat van den
Grooten Oceaan, 1.03 voor het water der Middellandsche Zee....."
"O," dacht ik, "hij waagt zich in die zee."
"Voor het water der Jonische Zee 1.018, en voor dat der Adriatische
1.029."
De Nautilus ontvlood dus de drukst bevaren zeeen van Europa niet, en ik
maakte daaruit op, dat hij ons misschien binnen kort naar beschaafde
streken zou voeren. Ik dacht wel dat Ned Land die bijzonderheid zeer
natuurlijk met groote vreugde zou hooren.
Gedurende verscheiden dagen brachten wij den tijd door met het nemen
van allerlei proeven omtrent het zoutgehalte op verschillende diepte,
omtrent het geleidend vermogen, de kleur en de doorschijnendheid
van het zeewater, en bij dit alles ontwikkelde de kapitein eene
bekwaamheid, welke slechts geevenaard werd door zijne welwillendheid
jegens mij. Daarop zag ik hem gedurende eenige dagen weder niet,
en bleef ik als verlaten zitten.
Den 16den Januari scheen de Nautilus op eenige meters diepte als
ingeslapen; de electrieke toestellen waren werkeloos, en het vaartuig
werd slechts door den zeestroom voortgestuwd, terwijl de schroef
onbeweeglijk bleef. Ik veronderstelde dat de equipage bezig was in
het inwendige eenige herstellingen te verrichten, welke noodig waren
geworden wegens de bijzonder snelle beweging van de laatste dagen.
Wij waren toen getuigen van een zonderling schou
|