rkt. Arets den hoek
voorbij, was een ellegoedwinkel met hoogen gevel. Hier, op het eerste
verdiep, woonde Romaan. Ze ging seffens den somberen gang door en steeg
de smalle trap op. Er heerschte tallenkant een scherpe geur van lijnwaad
en geverfd katoen. Ze klopte boven stille tegen de deur, hoorde
binnenwaarts tante Olympe antwoorden, en draaide de klinke open.
--Wel! wel! juffrouw Goedele! riep tante Olympe.
Tante Olympe zat alleene aan 't patodders schillen. Ze kwam haastig
aantrippelen, binstdien vluggelings hare handen schoonvegend met haar
blauwe schort, en hielp Goedele zich ontdoen van haren mantel. 't Was
een stokoud wijveken, mager en omlage gekromd. Haar luttel gezicht lag
plat tusschen twee pronte vlechten zilverwit haar, en haar kinneken stak
vooruit en ging huppelend mee met hare minste woorden. Ze droeg een
zwarte kanten kap en getafelde halfmouwen. Twee lange oorbellen
rinkelden van weerskanten tot in haren hals.
--Ho! dat zal Romaan en Madeleen deugd doen, die brave komste van
juffrouw Goedele.... Ik zei 't nog gisteravond bij mezelve: zou ze nu
niet weten dat Wiezeken ziek is, en zou ze nu niet komen?... Maar ze
komt. Dat is goed. Dat is goed.
Ze roefelde met een handdoek over een stoel en schoof hem naar Goedele
toe.
--Och! en Wiezeken is zoo ziek, juffrouw!
--Zoo erg?
--Och ja! Och ja!
Ze zuchtte en zette zich neer en staarde een wijlken naar een varende
wolk, langs het venster.
--Ik hebbe 't gepeinsd en ik hebbe 't gevreesd, juffrouw Goedele. Dat en
kan toch niet deugen, zoo'n valsch huwelijk, niet waar? Ze zijn allebei
braaf en ze hebben een schoon herte. Ze zien mij ook geerne. Romaan is
braaf. En Madeleen is braaf. Maar wat willen ze nu koppig zijn, tegen
den wil van Ons-lieven-heerken? Wat willen ze nu zondig zijn? En ze
verdienen geen straffe. Wat willen ze de straffe met geweld zich
aantrekken? Ik weet niet ... waarachtig.... Ons-Heere is zoo goed! Heeft
hij ooit iemands ongeluk gemaakt? Hij heeft dikwijls iemands ongeluk
vermeden....
Hare oogen kwamen vol tranen en die rolden nadien, dikke en langzaam,
langs hare kaken, in de diepe groeve van hare rimpels. En ze zei:
--Zijn wil is deugdelijk. Ze moesten trouwen en neerknielen in de kerke.
Dan zou alles effen komen.... Ziet-de 't? Ik word ziek daarvan.
Ze blikte weer opwaarts, naar die wolke. Ze slikte een krop weg, die
zeer deed in hare keel.
--Maar nu is ook Wiezeken ziek geworden....
--Is Wiezeken gevaarlijk
|