ijk, en een hoogstachtenswaardig man, met een ruime
wereldbeschouwing.
De eerste huwelijksjaren waren echter niet gelukkig: Betje koketteerde
wat met dominee AMIJS. Wolff leed, als altijd ouwe mannen van jonge
vrouwtjes, aan jaloezie--en Betje maakte 't wel wat bont. Na (1770)
echter wordt het beter: Betje wordt wat stemmiger, heeft haar
verkeerdheid leeren inzien en leert haar man waardeeren. In (1772)
treedt WOLFF zelfs openlijk op om zijn vrouw te verdedigen. En dat
was noodig, want Betje had door haar vinnige en zeer vrijzinnige
geschriften vrijwat vijanden en belasteraars.
Tot haar bestrijdsters behoorde ook AAGJE DEKEN, die zich zeer
ongunstig over Betje had uitgelaten. Ze leerden elkaar kennen bij
den Amsterdamschen fabrikant GRAVE, in (1776)--en die persoonlijke
kennismaking leidde tot ideale vriendschap--waar Betje zoo mee
dweepte--vriendschap tot aan hun dood: (1804). Kort na elkaar
overleden ze.
AAGJE was een boerenmeisje, opgevoed in het Weeshuis "De Oranje-appel"
te Amsterdam. In (1767) was ze gezelschapsjuffrouw geworden bij de
weduwe BOSCH, wier dochter MARIA dichteres was--en ziekelijk. Maria
overleed echter al in (1773) en in (1775) gaf AAGJE hun werk uit onder
den titel van _Stichtelijke Gedichten_. Aagje was zeer ernstig en
deftig. Men zal haar in _Sara Burgerhart_ gemakkelijk herkennen in
ANNA WILLIS.
In (1777) overleed dominee WOLFF, die in de Beemster zijn
_aspergebedden had aangelegd_. De man was, als Dominee SMIT in _Sara
Burgerhart_, veel te verdraagzaam en te ruim van blik om opgang te
maken. En toen gingen BETJE en AAGJE samenwonen en samenwerken.
Eerst vestigden ze zich in _De Rijp_, waar ze woonden tot (1781); toen
verhuisden ze naar _Beverwijk_, waar Aagje het buitentje _Lommerlust_
geerfd had. Tegenwoordig is dat de pastorie der R.C. kerk.
Daar hebben ze gewoond--_Sara Burgerhart_ is er geschreven in het
beroemde Koepeltje--tot (1788). Toen kwamen de Pruisen in het land,
bij welke gelegenheid BILDERDIJK zich verdienstelijk hoopte te maken,
en de dames weken met tal van patriotten naar het buitenland, want ze
waren patriotisch gezind.
Ze trokken naar Trevoux in Bourgondie en hebben daar gewoond tot
(1795), toen het den patriotten beter ging. Intusschen waren ze wel
wat genezen van hun vrijheidsroes: 't had maar weinig gescheeld, of
BETJE zelf was op de guillotine terechtgesteld.--Ze vestigden zich in
Den Haag en daar zijn ze blijven wonen. Ze hadden het maar armpjes:
hun ka
|