ik ook evenwel behandelt word, maar ik kan 't niet
half schryven; zo gy, myn Heer, hier waart, gy zoudt het my toestaan.
Och, zo waar, ik heb u geen een jokkentje, hoe klein ook, op den mouw
gespelt. Foei, myn Heer, zou ik liegen? dan was ik een zeer slegt
meisje, en verdiende dat gy my bekeeft. Ik ben niet alleen de slavin
van Tantes grillen, maar ik word ook geringeloort door eene oude
lelyke zotte meid, die, om Tante te behagen, my dol maakt.
De Juffrouw, daar ik gaarne by zoude inwonen, is de ongelukkige weduw
van een fatsoenlyk man, die niet dan ordentelyke Dames logeert. Een
myner oude schoolmakkertjes is daar reeds eenigen tyd geweest, en
pryst de Juffrouw heel zeer. Daar zyn nog twee andere Dames ook.
Vry, vrolyk en onbeknort te leven, dit is myn eenig oogmerk; en is dat
berispelijk? By Tante kan ik niet blyven, zo ik my niet tot huichlary
wil verlagen, eene ondeugd, die allerafschuwlykst voor my is; en waar
aan ik my zeker nooit zal te buitengaan.
Ik beveel my in uwe gunst. Ik zal my in allen opzichte altoos zo pogen
te gedragen, dat gy voldaan zyt, maar by Tante kan ik niet blyven:
Laat my toe, dit nogmaal te zeggen.
Wat ben ik blyde met de my toegezegde Muziek! ik zing al in voorraad[1].
o! Wat zal die fraai zyn: mooglyk is er wel van Rousseau's[2] Compositie
by? duizendmaal dank. Ik hoop al die stukken u eens, onder het rooken
van een Pypje, voor te spelen. Maar, denk eens aan, myn Heer Blankaart,
daar wil Tante niet hebben dat ik speel, dan naar ouwe lollige zeuzeryen
[3]; en lieve Heer, ik speel evenwel zo graag en ik heb zulke mooije
Cantata's. Mag ik u bidden, myn Heer, zendt het pakje aan Tantes huis
niet; het ging wis en waarlyk op 't vuur; ik zal hier een adresje
insluiten. Ik bidde den goeden Hemel alle daag voor u, en dat ik u
gezond en vrolyk moge weder zien, my zelf gelukkig rekenende van te zyn,
_Uwe liefhebbende Pupil en Dienares_,
SARA BURGERHART.
Adres: _Chez Mademoiselle G----, Marchande sur le_ ----.
Noten:
[1] Bij voorbaat.
[2] Wolffje dweept met Jean Jacques.
[3] Zeurige deunen.
VIERDE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN MEJUFFROUW ANNA WILLES.
_Ge-eerde vriendin!_
Hield ik my niet verzekert, dat uw hart veel beter gestelt was, dan
dat van wylen den Heer Achitofel[1], (trotscher gedagtenis), die zich,
om dat men zynen raad verwierp, maar zo eens, met een gaauwigheid,
handigies ging opknopen, ik zou zeker by u niet om raad komen, want ik
zeg u in
|