jn muildier
hielden; ook om hem verlieten velen, waaronder heeren, die Monstrelet
met name noemt, huis en gezin, om hem overal te volgen. De aanzienlijke
burgers versierden het hooge gestoelte, dat zij voor hem oprichtten, met
de kostbaarste hangtapijten, die men betalen kon.
Het was naast de lijdensstof en de laatste dingen vooral de bestrijding
van weelde en ijdelheid, waarmee de volkspredikers zoo diep de menschen
aangrepen. Het volk, zegt Monstrelet, was broeder Thomas vooral dankbaar
en genegen voor het neerwerpen van praal en opschik en in het bijzonder
voor den blaam, waarmee hij adel en geestelijkheid overlaadde. Hij
placht, wanneer aanzienlijke dames zich met hun hooge puntige kapsels
onder zijn gehoor waagden, de kleine jongens op haar aan te hitsen (met
belofte van aflaat, beweert Monstrelet), met den kreet: au hennin, au
hennin! zoodat de vrouwen gedurende al dien tijd geen hennins meer
durfden dragen en gehuifd gingen als begijnen, "Mais a l'exemple du
lymecon--zegt de gemoedelijke chroniqueur--lequel quand on passe pres de
luy retrait ses cornes par dedens et quand il ne ot (hoort) plus riens
les reboute dehors, ainsy firent ycelles. Car en assez brief terme apres
que ledit prescheur se fust departy du pays, elles mesmes recommencerent
comme devant et oublierent sa doctrine, et reprinrent petit a petit leur
viel estat, tel ou plus grant qu'elles avoient accoustume de porter [11]."
Zoowel broer Richard als broer Thomas deden de mutserts der ijdelheden
vlammen, zooals Florence die zestig jaar later op enorme schaal en met
onherstelbaar verlies voor de kunst voor Savonarola ontsteken zou. In
Parijs en Artois in 1428 en 1429 bleef het bij kaarten, verkeerborden,
dobbelsteenen, kapsels en sieradien, die mannen en vrouwen gewillig
aanbrachten. Deze verbrandingen waren in de 15de eeuw zoowel in
Frankrijk als Italie een zeer veelvuldig element in de groote opwinding,
die de predikers teweegbrachten [12]. De hevige uiting van den afkeer
van ijdelheden en vermaken was reeds een vorm geworden, zooals alles in
dien tijd steeds neigt, vorm te worden.
In deze ontvankelijkheid van gemoed, deze vatbaarheid voor tranen en
geestelijken ommekeer, deze prikkelbaarheid moet men zich indenken, om
te beseffen, welke kleur en felheid het leven had.
Een publieke rouw had toen nog het uiterlijk van een calamiteit. Bij
de begrafenis van Karel VII geraakt het volk buiten zich zelf van
aandoening, als het den stoet ziet: al de
|