hofbeambten "vestus de dueil
angoisseux, lesquelz il faisoit moult piteux veoir; et de la grant
tristesse et courroux qu'on leur veoit porter pour la mort de leurdit
maistre, furent grant pleurs et lamentacions faictes parmy toute ladicte
ville." Er waren zes pages van den koning op geheel in zwart fluweel
gedoste paarden. "Et Dieu scet le doloreux et piteux dueil qu'ilz
faisoient pour leur dit maistre!" Een van de knapen had van verdriet in
vier dagen niets gegeten of gedronken, vertelde het volk verteederd.
[13]
Het is niet alleen de aandoening van een grooten rouw of over een hevige
predikatie of over de mysterien van het geloof, die een overvloed van
tranen wekt. Ook bij elke wereldlijke plechtigheid wordt een vloed van
tranen gestort. Een beleefdheidsgezant van den koning van Frankrijk aan
Philips den Goede breekt bij zijn aanspraak herhaaldelijk in tranen uit.
Bij het afscheid van den jongen Jan van Coimbra van het Bourgondische
hof weent alles luide, evenzoo bij de verwelkoming van den dauphin, bij
de samenkomst der koningen van Engeland en Frankrijk te Ardres. Men zag
Lodewijk XI tranen storten bij zijn intocht in Atrecht; tijdens zijn
verblijf als dauphin aan het Bourgondische hof beschrijft Chastellain
hem herhaaldelijk in snikken en tranen [14]. Er is natuurlijk
overdrijving in die beschrijvingen, het "geen oog bleef droog" van een
dagbladbericht. De bisschop Jean Germain verhaalt, hoe na de treffende
aanspraken der gezanten op het vredescongres te Atrecht in 1435 de
toehoorders plat op den grond vallen, sprakeloos, met zuchten, snikken
en gehuil [15]. Doch in de overdrijving ziet men den achtergrond van
waarheid. Het is ermee als met de tranenvloeden der 18de eeuwsche
sentimenteelen. Het weenen was verheffend en schoon. Wie kent ook nu
niet de sterke ontroering, tot huivering en tranen toe, die een intocht
kan teweegbrengen, ook al is de vorst, dien de praal geldt, ons volkomen
onverschillig. Toen werd die onmiddellijke aandoening gevuld door een
half-religieuze vereering van staatsie en grootheid, en brak zich vrij
baan in echte tranen.
Wie het verschil in prikkelbaarheid tusschen de 15de eeuw en onzen tijd
niet ziet, kan het leeren uit een klein voorbeeld op een ander gebied
dan dat der tranen, namelijk dat der heethoofdigheid. Wij kunnen ons
waarschijnlijk moeilijk een vreedzamer en rustiger spel denken dan het
schaakspel. La Marche zegt, dat het dikwijls gebeurt, dat er bij 't
schaakspel geschillen r
|