|
eans, om terwille der verstrooiing een cour d'amours in te stellen
[52]. In een pauze van de gruwelijke moordpartijen op de Armagnacs in
1418, sticht het volk van Parijs in de kerk van Sint Eustathius de
broederschap van Sint Andries; iedereen, priester of leek, draagt een
krans van roode rozen; de kerk is er vol van en geurt "comme s'il fust
lave d'eau rose" [53]. Wanneer de heksenprocessen, die Atrecht in 1461
als een helsche plaag hadden geteisterd, tenslotte vernietigd worden,
viert de burgerij die zege van het recht met een wedstrijd in het
opvoeren van "folies moralisees", eerste prijs een zilveren lelie,
vierde prijs een paar kapoenen; de gemartelde slachtoffers waren lang
dood [54].
Zoo fel en bont was het leven, zoo verdroeg het den geur van bloed en
rozen dooreen. Tusschen helsche benauwingen en de kinderlijkste pret,
tusschen gruwelijke hardvochtigheid en snikkende verteedering slingert
het als een reus met een kinderhoofd. Tusschen de volstrekte verzaking
van alle wereldsche vreugde en een waanzinnige gehechtheid aan goed en
genot, tusschen duisteren haat en de meest goedlachsche goedmoedigheid
leeft het volk in uitersten.
Van de heldere helft van dat leven is ons maar luttel bewaard: het is,
of al de blijde zachtheid en sereniteit van de ziel der vijftiende eeuw
is verzonken in haar schilderkunst en gekristalliseerd in de ijle
reinheid van haar hooge muziek. De lach van dat geslacht is verstorven,
zijn gulle levenslust en onbekommerde vreugde leeft enkel nog in
volkslied en klucht. Er is genoeg, om bij ons heimwee naar vervlogen
schoon van andere tijden ook een verlangen naar de zonnigheid van de
eeuw der van Eyck's te voegen. Maar wie zich waarlijk in dien tijd
verdiept, heeft dikwijls moeite, om het blijde aspect vast te houden.
Want overal buiten de sfeer der kunst heerscht het donker. In het
dreigend waarschuwen der sermoenen, in de moede zuchten der hoogere
litteratuur, in het eentonig relaas der kronieken en oorkonden, overal
schreeuwen de bonte zonden en jammert de ellende.
De tijden na de reformatie hebben de hoofdzonden van hoogmoed, toorn en
hebzucht niet meer gezien in die purperen volbloedigheid en onbeschaamde
vrijpostigheid, waarmee zij wandelden onder de menschheid der vijftiende
eeuw. De onmetelijke hoogmoed van Bourgondie! De gansche geschiedenis
van dat geslacht, van de daad van ridderlijke bravoure, waarvan het
hooggroeiende fortuin van den eersten Philips zijn oorsprong neemt, over
|