de zwangerschap, hoevele vrouwen sterven er in het
kraambed! Wat heeft de zoogende moeder voor rustigen slaap, wat voor
blijdschap en vreugde? Misschien zullen de kinderen mismaakt zijn of
ongehoorzaam; misschien zal de man sterven en de moeder als weduwe in
zorg en armoe achterblijven [76].
Diepe verslagenheid over de aardsche ellende is de stemming, waarmee de
dagelijksche werkelijkheid wordt beschouwd, zoodra de kinderlijke
levensvreugde of het blind genieten wijkt voor overpeinzing. Waar is de
schoonere wereld, waar iedere tijd naar smachten moet?
De zucht naar een schooner leven heeft te allen tijd drie paden voor
zich naar het verre doel zien wijzen. Het eerste leidde regelrecht uit
de wereld: het pad van de verzaking der wereld. Hier schijnt het
schoonere leven enkel te bereiken aan de overzijde, kan het enkel een
verlossing zijn uit al het aardsche; alle aandacht aan de wereld
besteed, vertraagt slechts het beloofde heil. Alle hoogere beschaving
heeft dit pad bewandeld; het Christendom had dit streven en als
individueelen levensinhoud en als cultuurgrondslag zoo machtig in de
geesten geprent, dat het langen tijd het betreden van het tweede pad
bijna geheel heeft belet.
Dat tweede was de weg, die wees naar verbetering en volmaking van de
wereld zelf. De middeleeuwen hebben dit streven nog nauwelijks gekend.
Voor hen was de wereld zoo goed en zoo slecht als zij zijn kon, dat wil
zeggen, al de instellingen, door God gewild immers, waren goed; het is
de zonde der menschen, die de wereld in ellende houdt. De tijd kent geen
bewust streven naar verbetering en hervorming van maatschappelijke of
staatkundige instellingen als drijfveer van denken en handelen. De deugd
te betrachten in eigen beroep is het eenige, wat de wereld baten kan,
en ook daarbij is het eigenlijke doel toch het andere leven. Ook waar
inderdaad een nieuwe maatschappelijke vorm geschapen wordt, beschouwt
men het steeds als een herstel van het goede oude recht; het recht wordt
gevonden of verduidelijkt, maar niet veranderd.
Niets heeft zoozeer meegewerkt tot die stemming van levensbangheid en
vertwijfeling aan de komende tijden als deze afwezigheid van den vasten
wil van allen, om de wereld zelf beter en gelukkiger te maken. In de
wereld zelf was geen belofte van beter dingen. Wie naar beter smachtte,
en toch geen afscheid kon nemen van de wereld en al haar heerlijkheid,
kon enkel tot vertwijfeling vervallen; hij zag nergens hoop of
blijdschap m
|