n mijn kantoor heb."
In 1607 verliet de Groot het advocaten beroep en begaf zich in
staatsbetrekking als fiscaal van Holland, Zeeland en West-Friesland.
Ook dit ambt beviel hem niet. Wij weten het uit zijn antwoord op
Heinsius' gelukwensch. [15]
Zuchtend, zoo zegt Fruin, liet hij zich weer in 't nieuwe gareel spannen
en zwoegde er in voort, zeven jaren lang, totdat in 1613, na den dood
van Elias van Oldenbarneveld, de stad Rotterdam hem uitnoodigde haar
pensionaris te worden.
Wij mogen hier niet onvermeld laten, dat uit zijn advocatentijd
dagteekent het bekende "Mare liberum" in 1609 te Leiden uitgegeven in 't
belang der O-I. Compagnie.
Intusschen was Grotius in 1609 in den echt getreden met Maria van
Reigersberg, dochter uit een der eerste familien van Zeeland, in wie,
gelijk Nuyens zegt, hij eene echtgenoote vond, zulk een man waardig; een
vrouw van practischen zin, krachtigen geest en onbezweken moed, die
haren echtgenoot bewonderde, beminde en laten wij het zeggen, wel wat
onder de pantoffel hield. (t.a.p. blz. 133.)
Evenmin als zijn advocaat-en fiscaalschap, kon hem de gewichtige,
eervolle en invloedrijke betrekking van pensionaris voldoen. [16]
Hij schrijft het aan Pontanus, hoogleeraar te Harderwijk. [17]
Onverwacht zou de oplossing komen en Grotius de gelegenheid vinden zich
naar hartelust te wijden aan wetenschap en letteren.
In 1618 werden de hoofden der staatsgezinde partij, Oldenbarneveld, de
Groot en Hoogerbeets, de pensionaris van Leiden, gevangen genomen. Wij
weten de rest en hoe Grotius 18 Mei 1619 veroordeeld werd tot
levenslange gevangenisstraf en verbeurdverklaring van al zijn goederen.
Al heeft Grotius dikwerf geklaagd over weinig tijd in zijn bedrijvig
leven, zijn lettervruchten uit die dagen, (1598-1618), toonen, dat hij
den tijd tot dogmatiseeren toch wist te vinden.
In de gevangenis te Loevestein vond Grotius troost bij zijn boeken. Hij
kon er werken, zooveel hij wilde. Hij deed het inderdaad: men zie
slechts in de voorrede van zijn "Dicta Poetarum, quae apud Stobaeum
exstant", de breede lijst geschriften, welke hij in den kerker
vervaardigde. Het beroemde "Inleidinge tot de Hollandsche
rechtsgeleerdheijt", eerst later in 1631 uitgegeven, dagteekent
insgelijks uit die dagen.
Grotius verbleef te Loevestein "een jaar ende thien maanden" tot hem de
welberaamde list van zijn vrouw redde.
De trouwe dienstmaagd, Elsje van Houweninghe, bezorgde een
boekenkist [18] "met kostbar
|